Mediamatic Magazine Vol. 1#1 Marie-Adèle Rajandream 1 jan 1986

Bert Schutter zes Werken.

De videowerkstukken van BERT SCHUTTER kunnen getypeerd worden als vindingrijk zowel wat betreft de vormgeving als de inhoud. Zijn ongewone kijk op objecten of op kunstwerken vindt zijn weerslag in installaties en tapes, waarin video en andere disciplines uit de beeldende kunst op geraffineerde wijze gecombineerd zijn.

In dit artikel wordt dieper ingegaan op vijf installaties, Related Forms (1980), Still Life / Still Alife (1981), Woodsculpture (1981), Escultura (1983), Straat van Gibraltar (1984/85) en de enige tape die hij gemaakt heeft, Neige à Louveciennes (1984).

Vergroot

Related Works - Schutter, Bert. 1980. Published in Mediamatic magazine Vol. 1#1 (1986)

De zes werkstukken die hier aan bod komen, vallen in twee groepen uiteen: drie installaties verwijzen naar de sculptuur, twee installaties en een tape verwijzen naar de schilderkunst. In de werken die refereren aan de sculptuur beperkt hij zich niet tot wat er op het beeldscherm te zien is maar betrekt hij de monitor in het geheel als driedimensionaal gegeven. De andere groep onderscheidt zich juist doordat SCHUTTER zich op het beeldscherm geconcentreerd heeft.

In Related Forms wordt de monitor van zijn functie ontdaan. De installatie bestaat uit twee monitoren die op elkaar gezet zijn, De onderste is twee keer zo groot als de bovenste. Het beeld dat te zien is op de kleine monitor, geeft de indruk dat deze geheel met water is gevuld en langzaam leegloopt. Op de grote monitor is aanvankelijk niets te zien behalve een lichtblauw vlak. Tot er een stroompje water in beeld komt en tenslotte een laag water de heIft van het beeId beslaat. Het water lijkt dus uit de kleine monitor in de grote te stromen, Het effect hiervan is dat de monitor transparamer schijn en het beeld meer diepte krijgt. De monitoren zijn bassins geworden waar je doorheen kunt kijken. Dit ruimtelijke aspect geeft het geheel een sculpturaal karakter, terwiji de videotechniek toch een wezenlijke functie heeft. Juist door deze techniek wordt de illusie geschapen van het stromende water en kan het zogenaamde proces, eenmaal voltooid, zich herhalen.

Related Forms ontleent zijn kracht aan het grappige idee van monitoren die met water gevuld zijn. Dat was dan ook een van de uitgangspunten van de kunstenaar naast het willen benadrukken van de dwingende vorm van de monitor. Die kan hij immers zelf niet bepalen, wel kan variatie aangebracht worden door het cornbineren van bestaande formaten. Die mogelijkheid is hier op een doordachte manier uitgebuit.

Woodsculpture doet veel statischer aan dan Related Forms maar er zijn ook overeenkomsten te bespeuren tussen de twee installaties. Woodsculpture is opgebouwd uit vijf monitoren met notehouten kasten die op elkaar gestapeId zijn. Ze dragen alle vijf hetzelfde beeld: een deel van de stam van een noteboom. Wanneer je de installatie als geheel bekijkt lijken de beelden in elkaar over te lopen en een hele stam te vormen. Die suggestie van beelden die met elkaar in verbinding lijken te staan, tref je ook aan bij Related Forms. Behalve de beelden vormen de monitorkasten ook een geheel dat doet denken aan een boomstam.

BERT SCHUTTER noemt deze installatie een tweeledige sculptuur. Daarmee geeft hij direct de relatie met de beeldhouwkunst aan. Ook hier zijn het sculpturale deel en het video gedeelte gelijkwaardig aan elkaar. Het fascinerende aan deze installatie is dat een sculptuur gemaakt is met enerzijds ongrijpbaar materiaal, namelijk de videobeelden, en anderzijds met zeer massieve elementen, namelijk de monitoren zelf. Zo krijgt de sculptuur een extra dimensie terwijl het toch heel duidelijk een sculptuur blijft. Als je Woodsculpture als videokunst zou benaderen, vallen de onbeweeglijkheid en de bijzondere positie van het beeldscherm direct op. Het beeldscherm is geen venster, waardoor je verschillende taferelen in een bepaald tijdsverloop ziet maar materie. Het is niet de meest voor de hand liggende manier om de videotechniek toe te passen. De voordelen die zij biedt, zoals het kunnen tonen van beweging en het werken met tijd, worden ongebruikt gelaten.

Toch bestaat Woodsculpture bij de gratie van die techniek. Zij is net als bij Related Forms op een ongewone manier toegepast en net zo onmisbaar. Bovendien zou je die nadrukkelijke afwezigheid van beweging in een videosculptuur op kunnen vatten als een aanzet voar de toeschouwer om over die beweging na te gaan denken, om zich een voorstelling te maken van het werk met beelden die wel bewegen. De beweging wordt hier wellicht impliciet ter discussie gesteld. Zo voegen video- en beeldhouwkunst iets aan elkaar toe, waardoor een kunstwerk ontstaat dat zich in het grensgebied tussen beide bevindt.

De meest esthetische installatie uit de reeks die hier besproken wordt, is zonder twijfel Escultura. Voor deze installatie is slechts één monitor gebruikt. Over de monitor is een marmeren ommanteling geplaatst, waarin een vlak ter grootte van het beeldscherm is uitgespaard. Op het beeldscherm is het uitgespaarde stuk te zien met de inscriptie ESCULTURA. Af en toe golft het beeld licht. Het geheel is op een lange zwarte sokkel geplaatst. Bij het videobeeld is het geklots van water te horen. De schoonheid van Escultura lijkt vooral te liggen in het in zichzelf besloten karakter van de installatie. Van de elementen waaruit het kunstwerk is opgebouwd overheerst geen enkele. De ommanteling en het videobeeld complentemeren elkaar, ze vormen een geheel. Dat wordt nog eens geaccentueerd doordat de tekening van de marmeren ommanteling verder loopt in het stuk dat op het beeldscherm te zien is.

Binnen dit geheel worden echter tegenstellingen verbeeld: zacht tegenover hard en beweeglijk tegenover statisch. Met de ommanteling wordt het harde, statische uitgedrukt en met het videogedeelte het zachte, beweeglijke. Het marmer is tastbaar aanwezig maar tegelijkertijd ongrijpbaar en ijl. Soortgelijke contradicties vind je in Woodsculpture. Een andere overeenkomst is dat bij Escultura het videobeeld ook materie is. Toch is bij Escultura die materie veel duidelijker getransformeerd en ontdaan van haar oorspronkelijke eigenschappen. Nieuwe eigenschappen, het bewegen en voortbrengen van geluid, zijn het marmer toegekend door de specifieke mogelijkheden van het medium video. Ook Escultura houdt het midden tussen videokunst en sculptuur.

Die verhouden zich wel anders dan bij Woodsculpture. Daar worden de media video en sculptuur aan elkaar aangepast terwijl in Escultura elk medium zijn eigen karakteristieken bewaart om toch een aanvulling te zijn op het andere. Hier hoeft de toeschouwer zich trouwens geen voorstelling meer te maken van eventuele beweging bij een statische sculptuur, dat is in Esculturaal het geval.

Still Life / Still Alife behoort tot de reeks videowerken die betrekking hebben op de schilderkunst. Drie monitoren staan op een rij en elke monitor toont het beeld van een bos tulpen. De eerste monitor laat de eerste vijfentwintig minuten van de, in totaal 75 minuten lange, opname zien. De tweede de volgende vijfentwintig minuten en de derde de laatste vijentwintig minuten. Elk deel van de opname verschilt, omdat de bos tijdens de opname open is gegaan. Door zo een stilleven te creëren toont Bert Schutter de tegenstrijdigheid die eigen is aan het begrip stilleven: de beweging is slechts schijnbaar afwezig. Met behulp van de videotechniek is een stilleven tot stand gekomen waarin de aanwezigheid van beweging binnen een stilleven bevestigd wordt.

In deze installatie is het sculpturale aspect afwezig. Het gaat hier om de videobeelden, de monitoren fungeren slechts als drager. De eerste drie installaties hebben een objectachtig karakter terwijl Still Life / Still Alife een lineaire omwikkeling weergeeft.

Dit laatste kenmerkt zeker de tape Neige à Louveciennes. Ook hier speelt alles zich af binnen de kaders van het beeldscherm. De tape is gemaakt met behulp van de keytechniek. Vallende sneeuwvlokken vormen geleidelijk een nieuw beeld: het schilderij Neige à Louveciennes van de impressionist PISSARRO dat een sneeuwlandschap voorstelt. Een bestaand schilderij wordt op een nieuwe manier, door middel van een video-effect, gecreëerd. Er is wel overeenkomst te bespeuren tussen de werkwijze van PISSARRO en SCHUTTER wat betreft de opbouw van het tafereel. De manier waarop de vallende sneeuwvlokken het oppervlak bedekken, suggereert de manier waarop de Impressionist verf op het doek aanbracht.

Door bij dit beeld de geluiden die hij en zijn technicus maakten bij de opname te laten horen, bouwt SCHUTTER een spanning op tussen het maakproces van de tape (geluid) en zijn interpretatie van het maken van het schilderij. Ook hier introduceert hij het fenomeen tijd: de kijker krijgt stukje bij beetje een toenemend aantal, stukjes informatie, die zijn nieuwsgierigheid bevredigen maar ook weer opwekken. Dat de wijze waarop het beeld gevormd wordt, terugslaat op de inhoud, blijkt pas na verloop van tijd. Bij Neige à Louveciennes is dus nog duidelijker sprake van een lineaire omwikkeling met een begin en een eind dan bij Still Life / Still Alife.

In zijn daarop volgende en meest recente werkstuk, Straat van Gibraltar, ligt het accent ook op het beeld en de manipulatie ervan. De installatie heeft meer het karakter van een situatie dan van een videosculptuur. Twee monitoren, beide op sokkels geplaatst, staan met de achterzijden tegen elkaar. Op elke monitor is een vijftigtal tekeningen een voor een te zien. Telkens golft een nieuwe tekening geleidelijk over het beeldscherm waardoor de andere verdwijnt: de tekening wordt van boven naar beneden uit horizontale strepen opnieuw opgebouwd tot zij compleet is, dan begint de volgende die de eerste langzaam bedekt. De tekeningen verbeelden de Straat van Gibraltar, aan de ene kant vijfentwintig keer vanuit Marokko gezien en aan de andere kant vijfentwintig keer vanuit Spanje gezien. Op de muur achter de monitor met de zeegezichten vanuit Spanje, is een foto opgehangen van de Straat van Gibraltar gezien vanaf de Spaanse kust. Achter de andere monitor is een foto opgehangen van de Straat van Gibraltar gezien vanaf de Marokkaanse kust. Op elke video is het geluid vastgelegd van het bijbehorende strand.

Bij het tekenen heeft BERT SCHUTTER verschillende technieken gebruikt om aan te geven dat water altijd hetzelfde lijkt maar steeds verschillend is. In een commentaar op de installatie heeft SCHUTTER eens verwezen naar MONET die series schilderijen over een onderwerp maakte met steeds wisselende lichtval en invalshoek. In Straat van Gibraltar is de verbondenheid met de schilderkunst dus weer aanwezig. Net als bij Neiges à Louveciennes wordt vooral het proces van het schilderen belicht: de foto's kun je beschouwen als hetgeen een schilder ziet en de videobeelden als hetgeen hij vastlegt. Dat accent op het proces brengt met zich mee dat Straat van Gibraltar ook weer een lineaire ontwikkeling weergeeft.

Die benadering van de tijd kenschetst al zijn werken die verwijzen naar de schilderkunst. In de videosculpturen wordt anders met de tijd omgegaan. Daar introduceert hij niet een dramatische ontwikkeling maar onderzoekt hij de bewegingsloosheid die producten van beeldhouwkunst eigen is. Wat Still Life / Still Alife, Neige à Louveciennes en Straat van Gibraltar verder gemeen hebben, is dat het beeldscherm een belangrijker rol speelt dan in de andere gevallen. In de laatste twee werken wordt dan ook op meer gecompliceerde wijze ingegrepen in het beeld dan in de voorgaande. Ze lijken voorzien van een handschrift dat samen met het concept hun gezicht bepaalt. De overige werken tonen alleen de werkwijze van de kunstenaar door het concept. Het meest recente werk van SCHUTTER is dus wat meer georiënteerd op het platte vlak, kleinschaliger en minder afstandelijk.

De installatie Related Forms ontleent ziin charme vooral aan het idee, en het effect van dat idee. Ook bij Woodsculpture en Escultura neemt het concept een belangrijke plaats in. Aan de vormgeving, die heel strak is, is veel aandacht besteed maar toch blijft die ondergeschikt. Door de wijze van presenteren is de pointe van de drie installaties glashelder.

Still Life / Still Alife is een concept dat zich alleen via de beeldschermen manifesteert. Het is een heel ander concept dan dat van de videosculpturen, omdat tijd anders gehanteerd wordt.

Neige à Louveciennes onderscheidt zich van de vorige stukken, doordat op een kleiner vlak het beeld intensiever bewerkt wordt. Bovendien is hier het idee niet in een oogopslag te herkennen. Naarmate het beeld completer wordt, dringt het concept beter door. Bij Straat van Gibraltar is het beeld eveneens intensief bewerkt en is de begrijpelijkheid van het concept weer gerelateerd aan de veranderingen die het beeld ondergaat. Hoewel het gebeuren zich wel verder uitstrekt dan de videobeelden. Het concept en de vorm zijn bij deze twee stukken met elkaar verweven, terwijl in de andere gevallen de vorm ter verduidelijking van het concept diende.

Al het werk heeft echter een perfecte uitwerking van een helder concept gemeen, en een zeer verfijnde esthetiek.

Mocht u iets willen citeren: Rajandream, Marie Adèle. "Bert Schutter Zes werken." Mediamatic Magazine vol. 1 # 1 (1986).