Nomen Nescio

Küçük

Wat Gümüs was voor de Pijp - Gümüs: de nauwelijks illegale kleermaker die toch terug naar Turkije moest - is Mehmet Küçük voor de Jordaan. Je laat er voor weinig je kleren repareren en krijgt een vleug mediterraan vakantiegevoel op de koop toe. Ik heb een overhemd dat moeten worden ingekort.
Aan de muur aardewerk schotels, trouwfoto's en kitschprenten. Achter een zijden gordijn het naaiatelier. Op de toonbank een oude kassa, beplakt met vellen waarop, vanwege de administratie, vriendelijk om contante betaling vooraf wordt verzocht. Küçük heeft dezelfde milde uitstraling als Gümüs, die blijkbaar bij een kleermaker hoort. Snor als een kwast en half brilletje om de typecasting te completeren. Een man van weinig Nederlandse woorden, maar het minzame knikken van zijn hoofd zegt genoeg. Of ik me omkleden wil. Op zich geen probleem, ware het niet dat een oudere dame het pashok bezet. Over het gordijn heen zie ik haar staan, gebukt, met de rok op haar knieën. Ik aarzel kort, maar wissel dan van hemd in de winkel. Küçük neemt me de maat, pakt een speld tussen zijn lippen vandaan en steekt deze voorzichtig in een vetrol.
Als ik het teken krijg, dat hij klaar is, komt er een klant binnen. Een bleke, schichtige vrouw van ongeveer dertig. Paardenstaart, legerjas. Ik kijk naar het pashok, dat nog altijd bezet is (de dame neemt haar gemak, ik hoor haar zacht neuriën). Ik kijk naar Küçük, die de rekening uitschrijft (alstublieft contant en vooraf te betalen). Ik kijk naar de vrouw en begin mijn hemd, draaiend met mijn heupen, langzaam los te knopen.