Mediamatic Magazine Vol. 6#4 Geert Lovink 1 jan 1992

De Theorie van het Mixen

een inventarisatie van Amsterdamse vrije radiotechnieken

Buiten het bereik van kunst of commercie bestaat er in Amsterdam een uitgebreide underground radiocultuur, die zich toelegt op eigenzinnige mediaschakelingen. Geert Lovink ging op verkenning in de vrije ether.

Vergroot

Theory of Mixing -

Sinds begin jaren tachtig bestaat er in Amsterdam een brede cultuur van vrije radio's. De piraten werken vanuit kraakpanden, zijn niet-commercieel en worden door de autoriteiten met tegenzin getolereerd. Ze opereren in de marges van de kraakbeweging. Zo nu en dan wordt een zender opgerold, maar ze keren net zo makkelijk weer terug. Uitgaande van hun betrokkenheid bij het kraken en andere autonome bewegingen, gingen de radio's midden jaren tachtig een eigen weg en begonnen ze te experimenteren met het medium zelf. De radiocultuur ontwikkelde zich verder nadat de kraakbeweging van het stedelijke toneel verdween.

Na talloze fusies, opheffingen, naamsveranderingen en afsplitsingen in de richting van legale lokale radio, bleven uiteindelijk drie stations over. De kleinste is de actieradio De Vrije Keijzer, die uitsluitend politieke informatie verstrekt. Radio 100 zendt zeven dagen in de week uit, van 's middags vijf tot diep in de nacht en omvat het hele scala van Afrikaans, industrieel tot doowop, house en reggae. Het punk- en hardcore station Radio Dood is de voorloper van Radio Patapoe, een jong en wilder zusje van Radio 100, die met zijn honderd verschillende programma's inmiddels is uitgegroeid tot een waarachtig multiculturele underground-institutie.

De stations zijn associaties van programmamakers, die ieder hun eigen uur (of meer) hebben. Er is geen centrale redactie of directie. Wie zich inzet heeft het voor 't zeggen. Financieel draaien de vrije radio's op de contributie van de makers zelf, benefietconcerten en baropbrengsten van eigen cafés.

Het informatiegehalte is opvallend laag. Er komt vrijwel geen papier aan te pas. De reportage en de documentaire zijn de grote afwezigen. De kracht zit 'm in het 'live' aspect en niet in professionele apparatuur of een journalistieke aanpak. Behalve van zelfgebouwde fm-zenders wordt gebruikgemaakt van doorsnee consumentenelektronica. In tegenstelling tot tv of video hoeft radio vrijwel niets te kosten. Men werkt volgens de stelregel: Zij hebben al het geld, maar geen tijd. Wij hebben alle tijd, maar geen geld. Dit alles maakte het mogelijk zorgeloos te gaan experimenteren met geluid.

Naast de independent labels en de wereldmuziek, de hoorspelen en programma's met gasten die aan komen waaien, zorgen de mixprogramma's voor het meest kenmerkende geluid van de Amsterdamse stations. Zij vertegenwoordigen niets of niemand. Mixers scheppen eigen geluidsuniversums, die zich zowel in de lengte als de breedte oneindig ver uitstrekken. Ze dobberen rond in een zee van vrije tijd. Duur is de essentie van hun mengsels. Wordt de mix toch onderworpen aan het tijdsdictaat, dan verandert het in een live-scratch of rap, die het moet stellen zonder de glamour van een uitvoerend artiest. Hun live performance heeft geniale trekken. Ter plekke ontstaat een kortstondig meesterwerk dat vervolgens in de ether verdampt. De zorgeloze omgang met het copyright is een niet onbelangrijke randvoorwaarde. Het graaien in het wereld-media-archief staat op gespannen voet met de rechtsstaat. Maar die weet de vrije radio buiten de deur te houden.

In tegenstelling tot de tijdgeest, die inzoomt om uit het muziekarsenaal een stroming te destilleren, kiest de mix voor een maximale diafragmaopening. Elk geluid, iedere muziekstroming kan dienen als materiaal. De mixture is geen specialistisch genre, dat geserveerd wordt voor een kleine groep liefhebbers. Het is een expeditie naar het binnenste van de radio. De voorliefde voor het mixen geeft de overgang aan van alternatieve media, die nog een lacune in het bestaande aanbod willen aanvullen, naar soevereine media, die zich hebben losgemaakt van al het potentiële luisterpubliek. Zij zien zich niet als onderdeel van de burgerlijke (tegen)openbaarheid of het media-aanbod en kijken daar hooguit van buitenaf tegenaan. Wat anderen uitzenden is niet meer dan materiaal. Actualiteit is één archief onder vele. Soevereine media zijn een uitwas van de 'emancipatie van de media' en laten het communicatiemodel achter zich. Vendex van Radio Patapoe: Ik geloof in de toevallige luisteraar, dat ben ik zelf ook. Patapoe heeft geen publiek dat van de waarheid voorzien moet worden. Wij doen nooit alsof wij de enige zijn die de luisteraar van informatie voorziet. Patapoe is geen platform of uitwijkhaven, het is een doel op zichzelf.

De Amsterdamse soundblenders zien zichzelf niet als onderdeel van een techno-avant-garde. Het stoeien met dure speeltjes omwille van de vorm wordt elitair gevonden. Inzet is niet een verjongingskuur van de kunst, maar ethervervuiling, die de overproductie van de normale media gebruikt. Anders dan de dandy, die graag aanpapt met de heersende klasse of onderwereld en wiens excentrieke decadentie een kwestie van identiteit wordt, draagt de soeverein zijn ode op aan al het gangbare, dat als behang de aankleding van onze mediale ruimte bepaalt.

Samba, soul of schlagers worden niet opgewarmd om als nieuwste kult of Gouwe Ouwe in te spelen op het collectief geheugen, dat zich graag laat opfrissen. Hier wordt geen audio history bedreven, die bijna uitgestorven muziekstijlen op de praatstoel zet opdat ze in de popgeschiedenis worden bijgezet. Het bijeengeraapte materiaal wordt onderzocht op zijn aliënatievermogens. Het afval gaat mee op reis en wordt met een zeker respect bejegend als de vreemdeling, waar men onderweg de tijd mee doorbrengt. Het processen is geen geweldsact. Het gaat hier niet om een rituele uitdrijving van een demon die in de media zou huizen. De mix geeft aan dat we door een immense leegte heen moeten trekken, alvorens bij een nieuwe betekenis aan te komen.

Soevereine media zijn zowel in hard- als software door en door hybride. Oud en nieuw, populair en obscuur, triviaal en heftig, alles wordt samengesmeed tot een verbluffende totaalmix. Het zijn de mengmeesters die afgedankte recorders aansluiten op high tech samplers en een versneden rede van Bush larderen met een talencursus, wat geblaf en een dansorkestje. Arjan van de ok Show: Ik draai lange stukken hersenverruimende muziek uit de jaren zestig, gemixt met psychedelische platen uit de jaren dertig, zoals Cab Calloway. Dat mogen dan hits zijn geweest, maar die zitten wel heel raar in elkaar.

Het ironisch mediagebruik kent geen subculturele equivalent, die op straat of in de kroeg wordt uitgedragen. Soevereine media bouwen aan een parallel universum dat de klassieke ruimte van de polis niet langer kruist. De voddenrapers bewegen zich onopvallend door de officieuze werkelijkheid van winkelcentra, rommelmarkten en vuilnisboten. De Otaku's Europese stijl maken niet langer een wandeling door de leesbare stad, maar houden zich op in een nieuwe ruimte, waar het imaginaire stukgoed van de 20ste eeuw ligt opgetast. Vingervlug, in één oogopslag, worden de cultuurdragers die ooit in de ramsj belandden op hun eigenaardigheid beoordeeld en stelt men in bioscopen, videotheken, tweedehands platenzaken en antiquariaten het eigen programma samen.

Mixers zijn de lijkenpikkers en parasieten van de audiovisuele samenleving. Hun hergebruik geschiedt niet uit zuinigheidsoverwegingen, maar uit een obsessie voor opnames die aan de real-time mode ontglippen. Ze verliezen zich in de galaxis van alles wat ooit geregistreerd werd. Hammondorgels, dierengeluiden, sprookjes, Non Stop Hits a Gogo, toespraken van John Kennedy, Nederlandse cowboymuziek. Arjan: Ik koop bijna nooit nieuwe platen. Ik vind ze op straat of in achterafwinkeltjes en krijg ze van mensen die ze anders zouden weggooien. Ik koop geen elpees boven de ƒ3,-. Ook maak ik zelf muziek en krijg demotapejes. Je bent eigenlijk een archeoloog of archivaris. Je vindt bandrecorders op straat, antwoordapparaten met de cassette er nog in en het zal niet lang meer duren of je vindt ook cd-spelers.

Luister of Sterf

Vendex is blij dat er geen media-aandacht is voor Radio Patapoe. Als wij iets willen zeggen, dan hebben wij daar onze zender voor. Wij delen geen complimenten uit aan andere media en zitten daar zelf ook niet om verlegen. De slogan van Patapoe luidt: Beter bestand tegen een jonge wereld. Alhoewel de officiële media steeds vaker berichten over 'de media', mag de eigen apparatuur niet zichtbaar of hoorbaar worden gemaakt. De techniek is in deze kringen nog steeds een hinderlijke factor, die moet worden overwonnen. De belofte die de digitale high tech in zich heeft is dat ooit storing en ruis zullen zijn uitgebannen. Vendex:// Als je een signaal door 40 km koperdraad laat lopen, vind ik dat je dat mag horen. De dure apparatuur die gewone stations gebruiken levert alleen maar meer stilte op. De vu-meters van echte apparaten slaan nog uit bij -50 db terwijl een gewoon deck maar tot -20 db gaat. Ze zijn stiller dan stil. De harde en zachte geluiden worden verder uit elkaar getrokken. Waarom zou je recht hebben op zoveel stilte? Media worden er niet geloofwaardiger op naarmate ze meer van hun werkwijze laten zien. Ik vind het heel gezond te twijfelen aan de beelden die worden toegediend. Het tonen van de cameraman maakt het er heus niet aannemelijker op.//

Patapoe noemt zich 'multirationeel'. Ze wil meer zijn dan alleen multicultureel en multiraciaal. Die woorden geven geen oplossing aan, ze gaan niet verder dan het tolereren van anderen. Maar toch loopt dat mis omdat iedereen denkt het prima te weten en anderen de schuld geeft vanwege hun bekrompenheid. Zij hebben een gebrek zodat ze niet dezelfde verlichte inzichten hebben als ik. Multirationaliteit gaat tegen deze houding in en stuurt aan op het accepteren van verschillende rationele conclusies, die naast elkaar kunnen bestaan.

De emancipatie van de luisteraar werd tot dusver het duidelijkst verwoord door de vergane punkzender Radio Dood met hun credo Luister of sterf. Vendex: Bij Dood werd in de microfoon geschreeuwd:// Zet nu je radio aaaaaffff. Ik wil dat mijn stem kan doden. De gewone luisteraar met zijn burgerlijke normen moest maar uit het raam springen. Gooi al je platen weg! Maar die slaven in hun eengezinswoning met bankstel luisterden sowieso niet omdat punkmuziek voor niet-ingewijden niet om aan te horen schijnt te zijn. Het was een knipoog, want de punkers die toch luisterden voelden zich hierdoor niet aangesproken. Als er gebruld werd:// Zet nu je radio af werd het juist extra leuk. Pas als ze hun mond hielden zette je je radio uit. Ben jij publiek? Hoepel op! Sommigen vonden dat ziek. De luxe dat je radio mag maken, mocht niet worden misbruikt. Maar het getuigt juist van een realistische kijk op het medium om te zeggen dat als je het niet leuk vindt, je de radio maar af moet zetten. Wij draaien hier onze muziek en wat jij daarvan vindt kan me geen ene reet schelen. En ondertussen de mooiste programma's maken, dat was de kunst.

Bij Dood had de puinhoop methode. Zowel de makers als de vele gasten die in de studio rondhingen, waren meestal stoned en dronken. De onverschilligheid, die punk eigen is, werd losgelaten op het medium zelf. Geen eerbied voor techniek of schroom voor verbreiding door de ether, die alternatieve radio's nog kenmerkt. Vendex:// Men raffelde het programma graag af. Je hoort het vaak in de soep lopen. Ik heb een opname van de 'Afgezaagde Top 20', de meest afgezaagde punk- en hardcoreplaten van 1986, gepresenteerd door Pluimpje. Er waren bij nummer vijf al mensen de studio uitgegaan. Bij nummer drie wordt Pluimpje zo ziek dat hij de studio verlaat en een toevallige voorbijganger de Top 20 moet afmaken. Andere stations zouden zich doodergeren als men zich er zo vanaf maakte. Wij zouden nooit echte radio worden, dat stelletje losgeslagen punkers.//

Dood speelde zich consequent in het rood af. Overmodulatie en rondzingen waren onderdeel van de presentatie. Krakende schuiven, aftandse microfoons, decks die cassettes opeten en een beroerde vooraf-luistermogelijkheid waren geen gebrek dat verhuld moest worden, maar een eigenschap van het eindsignaal.

Het maken van een hardcore-programma is hard werken aangezien de nummers zo kort duren. Vendex:// Als je volgens het boekje plaatje-praatje-plaatje werkt om het interessant te houden, word je gek. Dus is het beter om direct een compilatie te maken en er na vijf nummers weer in te komen met Dat was punk hè!, Lekker gepogood, Gooi nu je stoelen uit het raam! De prestatie van Radio Dood was dat ze als geen ander een muziekgenre zo grondig uitdiepte. //

Radio Dood introduceerde een eigenzinnige mediaschakeling: het integraal uitzenden van speelfilms op de radio. Vendex: Om de zender stabiel te houden, stond hij 24 uur per dag aan, terwijl maar vier dagen in de week werd uitgezonden. Om de nacht door te komen is het leuk om een horrorfilm te draaien, omdat ze griezelig zijn en het geluid van zulke films zo goed is. Ik vind beeld overbodig. Het ligt er zo dik bovenop dat de special effects nep zijn. Het meeste beeld is lelijk en nep en overtuigt me niet. Het is zo'n verspilling om iets zogenaamd realistisch in beeld te brengen, dat lukt toch nooit. Je gelooft je oren, terwijl je het beeld wantrouwt.

De kracht van het film luisteren en radio kijken zit in de suggestie. Evil Dead is qua geluid één van de beste. Of neem zo'n slechte science fiction waarin een vrouw de hele film door zit te schreeuwen, echt walgelijk. Of de Japanse Inframan, een kruising tussen science fiction en vechtfilm. Elk monster dat erin voorkomt maakt een apart geluid. Iedere beweging die Inframan maakt heeft een eigen karakteristiek. Duitse tv krimi's als Derrick en Tatort doen het ook goed. Film en tv klinken natuurlijker op de radio, ze zijn minder gekunsteld dan een hoorspel. Je kunt gaan fantaseren wat voor beelden erbij horen, net als bij het lezen van een boek. Dat wordt nog eens versterkt door alle details die je hoort, een kopje, het schuifelen, geritsel. Films weten dat zeer geraffineerd neer te zetten.

Wentelen in Mediamodder

De groep stort, die naast radio ook performances, video en muziek maakt, had bij Radio Dood het programma Vox Christiana (het platenlabel van de Paus). Zij tekenden voor 'ongecoördineerde radioterreur'. We beweerden dingen waar we zelf niet achter stonden. We speelden voor bekeerde christenen. Alles wat voor handen kwam werd verpulverd, vermalen, uitgedroogd. Een orgie van geluiden, heerlijk om in te baden. Het kan rauw opgediend worden of al zijn voorbewerkt. Het versnijden wat wij doen is een hoop werk, 20 minuten voor 2 minuten geluid. Onze programma's hebben geen feedback mogelijkheid, maar als we ons geluid en public laten horen, komt er heel wat los. Dan wordt het knokken. Het is heel makkelijk om universele gevoelens om te zetten in een lachbui. Maar radio alleen is minder grof of schokkend; het publiek is niet bij de uitzending en kan niet direct reageren. Mensen weten niet waar de radio is, dus aanvallen is er niet bij.

Stort haalt zijn materiaal vooral uit de tv. We isoleren de tekst van het beeld. In het televisienieuws zit de ideologie vaak in de tekst. Het idee over wat het beeld betekent komt dan meer naar voren. Als je de tv hoort, roept dat gelijk beelden op. De tv is een betere bron als radio, omdat ze dingen vaak simpel voorstelt. Een bekend fragment sleept een hele context met zich mee. Sommige uitzendingen zijn zo slecht, dat het erom schreeuwt misbruikt te worden.

Nu maakt Stort een nachtprogramma bij Radio 100. Eén van de bronnen die ze gebruiken is eigen muziek, gemaakt op synthesizers, samplers en computers. Donkere apocalyptische tonen, die worden afgewisseld met Doris Day en Frankie Laine. stort ziet zich niet graag geplaatst in het hokje van de industriële muziek. Dat zou het tegenovergestelde zijn van de ideeën daarachter. Soundscaping biedt juist de ruimte en laat zich niet zomaar reduceren tot een genre. De geschiedenis van het mixen is snel geschreven: de détournement-technieken van de situationisten, musique concrète, de cut-up van Burroughs, John Cage... stort: Natuurlijk zijn wij surrealisten. Zelfs de futuristen ondernamen al dergelijke experimenten. Zodra de bandrecorder er was, begon men geluid in stukken te hakken. De eerste montageplaat is uit '48, van Pierre Henri, die je zo naast een industriële band als Etant Donnés kan zetten. We beoefenen dezelfde groteske overdrijving als de surrealisten, en meer nog het carnavaleske, dat we in onze orgieën oproepen. De avant-gardes zijn een integraal onderdeel geworden van de cultuur, waar je vrijelijk uit kunt putten. Je hoeft je dus niet expliciet tot deze stromingen te bekennen, of er ook maar iets vanaf te weten. Je wordt geen slachtoffer van de media zolang je ze gebruikt. Daarom zwelgen we in de media, op een Rabelaiske manier. De signalen zijn voor ons niet immaterieel, maar tactiel. We wentelen ons met veel plezier in de mediamodder.

Ook de eigen geschiedenis blijft onbekend, om geen balast mee te hoeven dragen. De grootvader van de Amsterdamse mix, Radio Rabotnik, die met behulp van bandlussen geluidslandschappen ontwierp, is achter de horizon van de Godenschemering verdwenen.

Deformatief Amusement

Voor Arjan van de ok Show is de mix geen aanval op de luisteraar, zoals de punk die declameerde. Hem gaat het om een sfeer die wordt neergezet: Ik heb totaal geen muziekvoorkeur. Het enige criterium is dat het me iets doet. Het maken van een programma is zo'n rare ervaring: misschien luisteren er duizend mensen naar je en misschien wel geen hond. De luisteraar wordt een abstract begrip. Je bent zelf ook luisteraar. Dan hoor je of iets goed in elkaar zit. Als het met mij goed gaat, zal de luisteraar het ook wel goed ontvangen. De kunst van mixen is in de filosofie van de ok Show het geruisloos opbreken van een atmosfeer die is opgebouwd. Arjan:'' Mijn mixen bestaan uit muziek, gesproken woord en achtergrondgeluiden. Ik loop altijd met mijn walkman over straat om iets op te nemen. Of je gebruikt het geluid van je voorganger, dat je misschien achterstevoren draait. De laatste groef van een elpee kan heel mooi zijn als je die vijf minuten door laat klinken. Ik zeg niet dat je het moet begrijpen hoe ik van de hak op de tak spring. Radio moet je oor een massage geven. Hoe kitsch de plaat ook mag wezen, er moet gevoel in zitten. De gangbare muziek zal ik eerder gaan verkrachten. Over muzak draai ik een gitaarsolo of een grof verhaal.

Een techniek die de okShow inzet is het spelen met de speedcontrol van het cassettedeck, het met de vingers draaien van een elpee, of twee dezelfde platen op twee pick-ups, met een kleine verschuiving ertussen. Arjan:// In de begintijd verknipten we reclameboodschappen, het weerbericht en het nieuws. Wat bij mij terugkeerde was 'Verhalen van Ome Bob', waarin de hele wereldhistorie bij elkaar gemixt werd: Jimi Hendrix die tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederland was, iets wat totaal niet kan, maar wat je zo plausibel mogelijk probeerde te maken.

Een tijd werkte Arjan samen met Miss Akira en dokter Beeldplaatje. Hij neemt stemmen op en heeft altijd z'n walkman op zak en maakt opnames in de supermarkt. Een zin die hij mooi vindt schrijft hij op een papiertje, met de tijdsaanduiding erbij. Z'n hele kamer ligt er vol mee. Als hij een verhaal wil maken legt hij ze op volgorde, wat een hele arbeidsintensieve werkwijze is. De achtergrondmuziek zet hij op een bandlus en plakt vervolgens de stemfragmenten achter elkaar. Met Miss Akira deed ik spontane toneelstukjes, je verstand op nul zetten en dan flapt alles er vanzelf uit.

Veel technieken leerde Arjan bij dfm-Radio-televisie, die jarenlang bij Radio 100 live-mixes maakten en onder de naam artburo performances doen. dfm was zowel kritisch naar de gevestigde radio toe, als ontregelend bezig binnen Radio 100. Ze vielen de studio binnen, kaapten een programma of gingen direct bij de zender het signaal vanuit de studio verstoren. dfm ging vanaf 12 uur de hele zaterdagnacht door en presenteerde dan om 11 uur 's ochtends vanuit het café een ontbijtshow. Voor andere deejays was dat heel onwerkelijk.

dfm combineerde de mix met een showelement. De groepsleden namen voortdurend andere gedaantes aan. Als het ging vervelen, verzon men een nieuwe naam en een andere formule. Dat gaf meteen het sfeertje weer waarin de hele mediamaffia bezig was. Chris van dfm: Een omroeporkest mocht bij ons niet ontbreken. Dat bestond uit een handvol cassettes. Gebrek aan gasten? Geen probleem, er is altijd wel een aantal alter ego's voorhanden. Radio is het intiemste van alle media en dit geldt in het bijzonder voor de nachtelijke uurtjes. Met een paar vrienden en een gezellig sfeertje binnen de studio maak je zo een paar uur vol. Als er dan nog luisteraars telefonisch reageren, krijg je hun interpretatie van wat je gemaakt hebt te horen. Die reacties werden opgenomen en ook weer uitgezonden, maar wel geknipt of gemixt om het deformatorisch aspect te behouden.

Deformatie betekent niet alleen hergebruik van fragmenten die door anderen of jezelf zijn gemaakt. Het geeft ook aan in hoeverre de luisteraar meegesleept wordt door het nieuwe product dat totstandkomt. Pas als dat gebeurt, is diegene gedeformeerd. Voor dfm is deformatie geen hervorming van de gangbare informatie en reformatie. Ze zijn gelijkwaardig. Chris: Informatie is een zo scherp en helder mogelijke voorstelling van zaken. Deformatie is een breder bewustzijn. Maar wanneer het bewustzijn uitdijt wordt het vager en is het niet meer in een Hier en Nu te passen, het wordt algemener. Een deformatorische techniek is het remix-principe. Daarin worden delen van wat eerder gemaakt is, gebruikt als grond- en delfstoffen ter deformatie. Deze worden uit alle media gedolven.

Ondanks de chaos die werd toegelaten, was er in de dfm-nacht wel sprake van een achterliggende structuur. Anders was 14 uur uitzenden niet vol te houden. Het 'totaalprogramma' opende met een zeer gevarieerd aanbod. Daarna kwam een mix ('mixterieuze monumenten'), naadloos overgaand in de eindmix. Die bestond uit een basistape van 20 minuten. Als die eenmaal op gang is en alle schuiven openstaan, kan die wel 4 of 5 uur doorgaan. Ieder onderdeel bestond weer uit een in- en uittro, die de mogelijkheid boden om al doende het programma samen te stellen. De lcd-show was een super spatial stereo programma en stond bij dfm te boek als het extreemste voorbeeld van mediaontwrichting. Chris: Het werd geproduceerd op twee gescheiden kanalen, Ben Anders en zijn vriendenkring namen het rechterkanaal en Chris van Willigenburg en de zijnen namen het linker voor hun rekening. Op die twee werden onafhankelijk van elkaar programma's gepresenteerd. Het was op meerdere manieren te beluisteren: mono, alleen links, alleen rechts, stereo en helemaal niet. Maar van Willigenburg deed iets wat niet hoorde. Hij ging naar het andere kanaal luisteren.

Het mixen is niet slechts het bedienen van de gehaktmolen, om zo veel mogelijk tot ruis te vermalen. Het is eerder een synthese van elementen die hun afzonderlijke identiteit door het mixen verloren hebben. Maar hun sfeer blijft wel behouden. Toek:// Uit de mix komt een tendens naar voren, die kun je gaan lezen. Net als bij het scannen met de remote control. Als je eenmaal gewend bent aan het zappen kom je in een andere gemoedstoestand. Hé, er is vandaag veel oorlog op tv. Het is sportdag. Het geluid wat we daar opzetten staat daar dan haaks op. Je kan eenmaal gemaakte chaos niet herhalen. De terror en de zwarte sfeer halen we er overigens uit. Die voedt alleen maar de angst van mensen. Het is niet moeilijk om mensen te shockeren. Je ziet bijvoorbeeld per ongeluk horrorbeelden. Maar uit dat materiaal worden wel je dromen gemaakt! Die informatie deformeert jou dan. Ik bestrijd negatieve informatie, we hebben een stuk of duizend censuurknoppen. Dus ook wij manipuleren met media. De meeste informatie zit bij ons in de subliminalsfeer.//

Radio 100 (100 mhz fm), Postbus 10096, 1001 EB Amsterdam, tel. 020 6163421.

Radio Patapoe (101.5 mhz fm), Postbus 3369, 1001 AD Amsterdam.

Een uitvoerig interview met dfm/artburo is te vinden in Arcade #2 1990, Uitgeverij Ravijn, Amsterdam.

Een 'extended version' van dit artikel, tezamen met het Manifest voor de Soevereine Media en het dfm/artburo-interview, zijn in het Duits verschenen onder de titel Hör zu oder Stirb bij Edition id-Archiv, Berlijn 1992.