Mediamatic Magazine Vol. 8#2/3 Paul Groot 1 jan 1995

From Home to Home: the Escape Route

Come with me, take me home!
I have no home. Fix your typewriter.
If you fix your typewriter, you have your home.

Vergroot

From Home to Home: the Escape Route - published in Mediamatic Magazine Vol. 8#2/3 (1995) Mediamatic Magazine Vol. 8#2/3 Mediamatic Magazine Vol. 8#2/3

david cronenberg (Naked Lunch)

Ana(a)loge hallucinaties en digitale schijnbewegingen, van een uitgelogde Burroughs tot een ingeplugde Nooteboom, van Interzone tot Interzone.

Wanneer is het toetsenbord eigenlijk een geïntegreerd onderdeel geworden van de computer? Is die combinatie wel zo vanzelfsprekend? In ieder geval bewijst de computer zich in de laptop als een heel nuttige schrijfmachine, die, behalve een alledaags genoegen vooral ook een intellectueeel-artistieke verrijking is. De verfilming van William Burroughs' chaotisch ogende roman Naked Lunch in de stilistisch zelfverzekerde stijl van David Cronenberg is de ultieme illustratie van de personificatie van de typemachine. De angstdromen uit het analoge tijdperk waar zelfs geen white-out holders redding kunnen brengen bij correcties, en waar de angsten van een writersblock zich in de mechanica van de machine projecteren. Nog zonder de trucks van de ASCII's, ANSI's en UniCodes die de tekstverwerker van tenminste tijdelijke vluchtwegen voorzien, en evenmin met simpeler toepassingen, worden toetsen, letterpennen en de andere verfijnde mechanica die de bizarrerie van een typemachine is, tot de slagwapens van vreemde hallucinaties. Typemachines zijn tot ijzingwekkende, grillig gevormde kevers geworden, surrealistisch betoverde gevaarten, ijzeren rammelkasten, analoge hard-ware die aan geheimzinnige metamorfosen lijdt. Een schrijver schrijft niet langer zijn obsessies en inhibities in de tekst van zich af, kijkt niet over zijn machine heen, maar ziet zijn angsten in de schrijfmachines tot leven komen.

Het ontbreken van een duidelijk taboe op de homoseksualiteit brengt, eind jaren veertig, begin jaren vijftig, in de Interzone - een fictieve stad die doet denken aan Tanger - een aantal Amerikaanse schrijvers bijeen die voor hun gekwelde gevoelsleven hier balsem komen halen. Paul Bowles verschuilt zich achter een dandyeske vormgeving, Alan Ginsburg struint hier rond, Jack Karouac meent hier wat te zoeken te hebben, net als Burroughs zelf die klaagt over de sappen in zijn klieren die aan de kook raakten toen hij zich realiseerde dat het woord homoseksualiteit iets met hemzelf te maken kon hebben. Geen van hen weet een uitweg voor hun angsten. Spreken doen ze er alleen in bedekte termen over, de waarheid van hun vervloekte leven komt pas goed aan het licht als ze aan hun typemachines (cadeau gegeven of gewoonweg gestolen) werken. Hun overspannen geesten hebben al hun frustraties in de typemachines geprojecteerd, voorwerpen die ze als Marokkaanse schandknaapjes onderling uitwisselen en waar ze de verboden zones van het menselijk lichaam voortdurend mee betasten. Vol venijn beeldt Cronenberg de altijd weer wat beduimelde verlangens van deze schrijvers uit. De schaamte waar Burroughs en de anderen door verteerd worden is af te lezen aan de maskerades van de hen omringende typemachines. Zijn eigen machine voelt zich als sprekende anus het beste thuis, maar wanneer Burroughs de liefde bedrijft met Jane, de vrouw van Paul Bowles, verandert diens exemplaar in een liefdesmachine. Zijn angst voor de vrouwelijke seksualiteit maakt er een bloederig instrument van.

Deze typemachines zijn de overduidelijke symbolen voor de objecten van een verboden seksualiteit. Kiki, een van die begeerde jongens, biedt zich na een ordinaire slemppartij als een onverwachte engel aan Burroughs aan, en fluistert hem in het oor Come with me, take me home! Als Burroughs, zich met een I have no home van hem wegdraait, probeert Kiki hem met een effectieve smeekbede - Fix your typewriter, if you fix the typewriter, you have your home, - tot andere gedachten te brengen. Een doorleefde nachtelijk liefde volgt, gevolgd door een dag vol schaamte die slechts in de offerdood van de jongen gesmoord kan worden. Burroughs levert Kiki alsnog uit aan een verachte bewonderaar, waarop een brutale seksdaad volgt, een weerzinwekkende horrorfiguratie in een sadistische seksmachine. Zo verfilm je dus een definitief afgesloten periode uit de geschiedenis van de mechanische tekstverwerking. Schrijvers worden door hun typemachines gemarteld en niet zij zelf, vooral hun werktuig, heeft een fix nodig. Maar in deze afgeleefde wereld van Burroughs en de andere American Poets waar Kafka van de oververhitte verbeelding bezit genomen heeft, is er alleen nog sprake van een naargeestig repareren. Hier is er tussen liefde en seks, mechanica en processing, toerisme en reizen, tussen al die tegenstellingen waarin de oude esthetica grossiert geen ontwikkeling meer mogelijk. Zelfs de echo van de ongelooflijk verleidelijk stem van Kiki die de echte liefde lijkt te vertegenwoordigen, is er een die sinister natrilt: de fix die de schrijfmachine nodig heeft zal op de lange termijn Burroughs fixaties niet tegen slijtage kunnen beschermen.

Interzone als die veramerikaniseerde vrijhandelsplek die vooral door de enige ouderwetse schrijver van deze groep, Paul Bowles, vereeuwigd werd in zijn romans. Hier trachten Burroughs en Bowles, Jack Kerouac en Allan Ginsburg, allemaal advocaten van een stevig druggebruik ten behoeve van artistieke programmatische doeleinden hun angsten en hallucinaties aan het papier toe te vertrouwen en de typemachines te temmen en tot rust te brengen. Tevergeefs, in Interzone is er zelfs niet de suggestie van de bevrijding. Deze, ondanks de schijn van het tegendeel, nogal conservatieve schrijvers zoeken in de verkeerde richting naar een artistieke bevrijding. Ze zijn gepreoccupeerd door hun frustraties en houden de deur goed gesloten. Dat geldt voor Bowles, dat geldt voor Ginsburg en dat geldt voor Burroughs, nooit hebben ze hun metaforen kunnen of willen aanpassen. Bevrijd van hun kwellende banden zouden ze hun artistiek-psychologische motivatie kwijt zijn. Op Blam!, een van de meest opmerkelijke HyperCard CD-ROMs uit 1993 verschijnt Burroughs' sprekende anus - een rol die zijn kever-schrijfmachine met graagte speelt - nog steeds als leidende metafoor voor een digitaal artistiek programma!

II

De bevrijding van het toetsenbord komt dan ook uit een andere hoek. Het zijn Pound, Joyce en Borges, vertegenwoordigers van de Europese avant-garde die de literatuur uit de knellende banden van de schrijfmachine bevrijd hebben. Lang voor het electronische toetsenbord werkelijkheid was geworden werkten ze al aan hun hiervoor uitermate geschikte artistiek avant-gardistische project. Zonder zich ooit iets van de mogelijke mechanische beperkingen aan te trekken spraken ze al in de taal van het Gesammtkunstwerk. In de schaduw van het oude Hollywood, van de vertelkunst van Dickens, van de kabbalistische alchemie van rabbi Loew, van de poëzie van Mallarmé (Un coup des dés), van de acrobatische gestalte van een Baron van Münchhausen die zich telkens weer aan de eigen haren uit het moeras omhoog weet te trekken, krijgt de oude alchemistische droom zijn vorm.

Ze hebben het beter begrepen dan de inwoners van Interzone: voor die bevrijding die vooral een bevrijding van het toetsenbord zal moeten zijn, heb je niet de unheimlichkeit van een Heidegger nodig, meer een eenvoudige toepassing van de ANSI-code. Geen kentheoretische of literair-filosofische overwegingen, maar eenvoudige technische oplossingen maken het toetsenbord vrij. Los van de analoge wereld en van die verschrikkelijke dwangneurose uit Interzone kan het toetsenbord een nooit eerder gehoorde natuurlijke klankbodem krijgen. Het kan zich nu aan willekeurig welke grammatica koppelen. Terwijl de bewoners van Interzone als de dood zijn voor een toetsenbord waarop de kwellende qwerty-indeling met een simpele code in willekeurig welke andere configuratie herschikt kan worden, wordt het nieuwe toetsenbord voorbereid. Om de artistieke algoritmen en de geheimtaal van Bruno en Borges er op los te laten zijn toevoegingen als de Escape- en de Home-toets nodig, een Home-toets die zo nodig weer tot een Escape-toets geprogrammeerd kan worden. De paradoxen en tegenstellingen van de modernistische, analoge wereld worden door een post-moderne digitale esthetiek afgelost en het Qwerty-toetsenbord door een simpele ANSI-codering bevrijd! Van Interzone tot InterZone.

III

; HOME.ESC
Message "Press Esc-X to escape Home"
Sleep 100
Return

; HOMEDEL.ESC
Escape
Return

; INIT.ESC
Setkey -83 Play "Home" ;esc
Setkey -32 Play "Homedel" ;esc-x

of:

on keyCodeFilter
if the key = HOME then
don't PassEvent
end if
end keyCodeFilter

De Interzone is het gebied waar Herman Mussert, de ik van Cees Nootebooms Het volgende verhaal, in slaap valt om bij het wakker worden er letterlijk uit te ontwaken, ergens in een hotelkamer in Lissabon. Hoewel hij toch meent gisteren thuis in Amsterdam naar bed te zijn gegaan is hij al op weg naar een nieuwe existentie door de dood heen. Een hallucinatie van een koortsige geest, of een leeg geheugen dat hem parten speelt, een verregaande vorm van dementie, of een diep bewuste ervaring? Hoe het ook zij, het is een tekst die op het sterfbed ligt, net als de ik zelf. Dit is een lichaam dat tegelijk een artistieke en een echte lichamelijke dood beleeft. Een ik-figuur die meer is dan alleen een gespleten persoonlijkheid, die letterlijk uit evenveel gestalten bestaat als er zinnen in deze novelle staan. Maar deze 'ik' is niet eenvoudig te duiden, hij wisselt en verwisselt, laat zich niet gemakkelijk kennen (volgens een criticus die deze novelle met een verveelde geeuw afdeed), of laat juist het achterste van zijn tong zien (voor wie in deze korte novelle een eigentijds document ziet en een Nobelprijs waard). En voor de goede orde: met de angst voor de kevers heeft hij al afgerekend. Hij ziet een documentaire over een doodgraver, een kever met de kleuren van een vuursalamander (...) Ik zag een adellijk dier, ebbehout en koper. Het leek wel alsof hij blazoenen op zijn schilden had. Hij ziet dan ook geen op hol geslagen typemachine, maar eenvoudig een honderd keer vergrote science-fiction-kop van een kever (...) groen maagsap uitbraken over een ronde kogel van aasvlees dat er een uur geleden nog uitzag als een dode rat.

De 'ik' vorm hier voelt zich wat onwennig. Een bundel samengestelde, steeds veranderende omstandigheden en functies waar we 'ik' tegen zeggen. Ik als een soort beroep van het lichaam. Terwijl hij toch wel wat gemeen heeft met de conventionele overwegingen, is de ik-vorm van Mussert aan het zwerven geslagen als een onderbewuste identiteit, die niet aanwezig is in de realiteit van het verhaal maar in die van de tekst zelf. Anders dan de derde persoon, die volgens Roland Barthes het teken van een begrijpelijke overeenkomst tussen maatschappij en auteur is - en bij wiens afwezigheid er sprake is van een opzettelijke vernietiging van de roman - is de ik het teken van een persoonlijke artistieke praktijk, van een geheime code tussen auteur en lezer. Hier zien we plotseling, onder het schijnbare oppervlak van Musserts denken, een proces van multitasking, een 'algebraïsche staat van handeling' die niet alleen uitdrukking geeft aan de tragiek der menselijke betrekkingen. De roman die dood leek te zijn wordt in deze korte novelle van Nooteboom tot een nieuwe staat gebracht.

Wat Nooteboom in zijn schild voert is dan ook wel heel erg snood. Mussert de ex-leraar klassieke talen die van lieverlede in de reisboekenbusiness verzeild is geraakt en nu zijn boeken onder het pseudoniem van Dr. Strabo als op bestelling levert, vegeteert op de laatste resten van een cultuur die eens als literatuur werd ervaren, en nu als reisverslag wordt opgeroepen. Deze ik, van reiziger in oude teksten naar een toerist in plaatsjes, beweegt zich steeds op de meest onverwachte en slinkse manieren door de tekst heen. Op een schijnbaar onhandige, maar in wezen watervlugge, metamorfoserende manier verkent hij alles om zich heen. Als de omkering van Musils Mann ohne Eigenschaften die vooral in de diepte en uitgebreidheid een beeld van een 'menselijk karakter' als een 'tekst' schept, heeft Nooteboom een 'tekst' als een 'mens' uitgedost. Deze novelle is een tekst die de lezer de ondergang van de culturele elite aanpraat als het simpele verhaal van een individu, dat zichtbaar wordt in de omwenteling van de oude klassieke culturele leessfeer naar die van de post-moderne reisboeken-cultuur. Het verhaal van een desillusie, waarbij de suggestie van een echte doorleving ervan is verworden tot een veelvuldig opsommen en namedroppen van de klassieke protagonisten en helden. Net zo min als met de inhoud van zijn reisboeken, onderhoudt hij er nog een persoonlijke relatie mee. De namen en gestalten van de helden zijn niet doorleefd, zijn niet anders dan de ikonen en de helden van een toevallige zomermode. Horatius oogt als SuperMario, Ovidius als Aladin, als een schaduw van iets dat eens een betekenis moet hebben gehad, maar nu als een verre akoestische galm in zijn hersenen ronddoolt.

IV

''
He was a seaman, but he was a wanderer, too, while most seamen lead, if one may so express it, a sedentary life. Their minds are of the stay-at-home order, and their home is always with them - the ship; and so is their country - the sea. JOSEPH CONRAD, Heart of Darkness''. De psychologie zal ongetwijfeld een duidelijk antwoord kunnen geven op de vraag op hoeveel metaforische niveaus ons denken tegelijk actief kan zijn, hoeveel schijnbaar elkaar uitsluitende beelden toch nog door ons verstand verwerkt kunnen worden zonder daarbij op tilt te slaan. Maar zowel Wittgensteins lezing van de eendekop die een konijn wordt, Eschers grafische omzettingen van vissen in vogels, als de contouren van Picasso's gezichten - waar het profiel van een gelaat een 'en face' wordt - suggereren dat de mens maar moeilijk het beeld van de werkelijkheid tot een hogere macht kan verdraaien. Aan onze esthetische en psychologische intelligentie zijn kennelijk nauwe grenzen gesteld.

Mussert lijkt op het eerste gezicht misschien de greep op zijn omgeving verloren te hebben. Maar in de zichzelf regulerende losse boodschappen, een soort 'telescript' boodschappen die zichzelf automatisch van een eigenzinnig retorische cryptografie voorzien, weet hij wel degelijk een samenhangend beeld van zichzelf te geven. Want hoe zeer hij zich ook in meerdere 'ikken', jij's en hij's verliest en vermenigvuldigt, de erachter liggende metaforen blijken een herkenbare samenhang te vertonen. Hij heeft de tastzin voor de tekstverwerker als het ware in de vingers, is een post-moderne mens die zich als tekst manifesteert en van de beperkingen van het toetsenbord geen weet schijnt te hebben. Anachronistisch, analoog, op een simpele typemachine. De held van de moderne tijd, even indringend als de vreemdeling van Camus die dè gestalte van de jaren 50 was. Beiden zijn archetypische beelden van een tijdvak: de vreemdeling die zich door de zon laat verblinden en de ellende van de wereld wil vergeten, de reisboekenschrijver die zijn persoonlijkheid aan de wisselende standaardzettingen van het toetsenbord ontleend. Als de afgeleefde gedaante van een voorbij tijdperk incorporeert hij ook een schaduwbeeld van de toekomst. Elke zinvolle interpretatie van zijn leven kan per toetsenbordsetting achterhaald worden

Mussert is al ingeplugged, alleen kan hij er eigenlijk nog niet goed mee omgaan omdat hij de mogelijkheden niet kan overzien. In de overgang van een analoog literaire naar een digitale lichamelijkheid zit voor hem een duidelijk probleem, zijn eigen dood. Mussert beschikt helaas niet over een te repareren, klassieke robotale lichamelijkheid, noch over een zich in een lichamelijke metataal uitdrukkend organisme. Zijn lichaam lijdt aan geheugenverlies, aan gebrek aan concentratievermogen en valt zo in ontelbare lichamen uiteen. Een digitalisering als een eenvoudig geval van analoge disintegratie.

Het lot van Mussert, die op school voor Socrates werd uitgemaakt is ook dat van een desintegrerende Europese cultuur, een oud-leerling zou de overlijdensadvertentie van Herman Mussert lezen en zeggen, 'hee, Socrates is dood (...), mijn lichaam zou aan een oneindige zwerftocht beginnen(...) en deel hebben aan de meest fantastische metamorfosen...''' Op zijn laatste levensreis, een boottocht die hem op de Amazone brengt, gaat hij temidden van het gesnik van de dieselmotor van boord, de oerwouden in, en tenslotte de dood tegemoet. Van de oevers klonk een diep gegrom van padden of reuzenkikkers. Hoelang ik er stond weet ik niet, de zon uit het Oosten zette nog één keer het oerwoud in een vreselijke gloed, nog één keer streek de haastige flits van de dag over de rivier tot het zwart zich weer over alles heen vouwde, vogels en bomen, en alles bedekkend.''

Dit is Conrads Heart of Darkness revisited in een vlucht buiten de eigen cultuur, de echo van Marlows boottocht op zoek naar Kurtz, een handelsagent die zich in de jungle heeft teruggetrokken. Als literaire tekst is het altijd al bewonderd, als filmscenario heeft het honderd jaar in de la gelegen - misschien hoogstens in John Hustons The African Queen gepersifleerd - om uiteindelijk door Francis Ford Coppola in Apocalypse Now verfilmd te worden.

Ford Coppola is daarbij heel precies te werk gegaan en heeft er de metafoor voor gebruikt die de schrijver als literair stijlmiddel had toegepast. Conrad excelleert in het omschrijven van zijn scènes door middel van glimmende en schitterende, uitspattende en voorbijschietende oplichtende verschijningen. Een heel letterlijk literair vuurwerk. Ford Coppola heeft die stijlfiguur nog letterlijker genomen en laat Brando als Kurtz niet zomaar verschijnen als de kalende en malende figuur die hij uiteindelijk blijkt te zijn. De verontrustende gestalte van Kurtz, dat monstre sacré dat de hele tekst overschaduwt, komt tot leven in een raadselachtige verfilming. Als Martin Sheen als Marlow hem op zijn zoektocht dan eindelijk onder ogen krijgt is hij geen mens, maar vooral een opkomend sterrenbeeld in totale duisternis. Zijn schedel, een enkel plekje aan zijn schedel licht op, andere lichtjes volgen langzaam. Dit is geen blik op een levend mens, dit is een blik op een ruimtelijke sfeer, hier zien we sterrenbeelden oplichten. De kop van Brando is iets goddelijks dat langzaamaan menselijke karakteristieken aanneemt, voor zover de malende Brando-Kurtz, dat nog kan. En waar Kurtz een 'terug naar de natuur' incorporeert, is Musserts 'ik' een toekomstvisie. Maar alle twee zijn het filosofische lichamen die juist in hun ondergang de essentie van de Europese cultuur tonen. Het romantische lichaam dat zich in de jungle heeft binnengevochten en zich laat opnemen in het organisme van de natuurlijke staat der natuur is verwant aan het burgerlijke lichaam dat zich, al metamorfoserend, in de wapenrusting van de digitale cultuur weet in te kleden. Kurtz is ook de schaduw die over het volgende verhaal valt, hij is de 'ware ander' en de Ander in mijzelf, voortdurend tussen de ik en een andere identiteit heen en weer getrokken. In Afrika aan de oevers van de Kongo, waar Kurtz verblijft en in de monding van de Amazone, die Mussert opvaart. Beiden staren naar de sterrenhemel, de ogenblikken van extase delend.

V

De monsterlijke schrijfmachines van Burroughs' angstdromen zijn als illustraties van de hallucinaties die voorafgaan aan de digitale oerknal. Het beknelde toetsenbord wordt organisch maar kan de confrontatie met de nieuwe cultuur die buiten hem om allang in scene is gezet niet aan.
Mussert is een romanheld die de uiterlijke gestalte van de klassieke ik uit Conrad's Heart of Darkness lijkt te bezitten, maar onder die schijngestalte in honderden fragmenten uiteenvalt en zich wel degelijk aan het electronische toetsenbord heeft overgegeven. Zijn stervensuur is zijn ontwaken, niet alleen als clichébeeld van een levensgeschiedenis die bij de laatste ademtocht nog eens als in een enkele flits voorbijschiet, maar ook een ontwaken als een heuse digitale incarnatie. Het einde van een leven dat uit 'ouderwetse' verhalen besstaat, blijkt aan de nieuwe verhoudingen te zijn aangepast.

Zijn bezwerende formules verwijzen niet naar het vaste, precieze ik van vlees en bloed uit Heart of Darkness, Mussert construeert een ik voorbij de deconstructie die zich voorbereidt om metaforisch-allegorisch in Hypertext en Cyberspace gelezen te worden. Burroughs' verhalen over een ik die zich uitlevert aan een hallucinerende ervaring van het toetsenbord zijn grotesk. Maar het verhaal van Mussert, wiens zinnen op een ouderwets toetsenbord getypt lijken, en de nieuwe electronische syntaxis en de toetsenbordgrammatica van de nieuwe wereld intuïtief herkennen, is dat niet minder. Dit is een verhaal dat als metafile de toetsen observeert en als in een onzichtbare aanwezigheid de raadselachtige bewegingen ervan registreert. Deze bewegingen en beweringen vormen de sleutel van het verhaalde. Het geheim ervan is de drijvende kracht van zowel de taalevenementen als de inhoudelijke gebeurtenissen, op de routes tussen home en home, via de escape-toets.

'Het volgende verhaal', een beeld van een leescultuur die zich overleefd heeft en uiteenvalt, kleurt allerminst 'hedendaags', maar de ongedocumenteerde 'resources' van deze novelle lijken als in HyperText gevat. Een ruïneus beeld dat tegelijk de deur naar 'iets anders' opent. Een ondergang en tegelijk een zich herschikken. Nooteboom - of is het alleen de lezer? - drukt de ik met de neus op zijn oude, retorische waarden, die alleen nog als vlakke schaduwen van uitgeleefde verschijnselen herkenbaar zijn, nog eenmaal opgeroepen, de een na de ander, als lege tekens, als lege namen.

Een lees- en schrijfcultuur op de drempel van een hypercultuur waarbij een analoog ontworpen systeem afgelost wordt door een digitaal. Interzone wordt InterZone. Nootebooms geheime codering is geschreven in Z++. Dit is het instrument voor een taal waarmee het onzichtbare hoorbaar, het onbegrijpelijke herkenbaar, het alledaagse magisch wordt. Z++ wordt het artistieke broertje van C++ omdat het de taal is waarin Zorro van zich laat horen, waarin de paradox van Zeno wordt uitgedrukt, waar Barthes' Degree Zero mee verband houdt en de Zohar van Borges als artistiek algoritme functioneert. In een steeds uitdijend en inkrimpend verschuivend perspectief laat Z++ zien hoe alle mogelijke werelden uiteindelijk ook weer tot één letter op het toetsenbord teruggebracht kunnen worden. Alle ontelbare schappen van de labyrintische bibliotheek worden in die ene enkele toets samengebald om vervolgens, via Piraneske effecten en barokke golvingen, weer breed uit te waaieren. Als een allang gerealiseerde, onmogelijke figuur waar de wiskundigen zo naar smachten. Hier geen onbeheersbare 'randomization' als noodzakelijk bijprodukt van een proces van compressie, maar een terugbrengen van patronen en structuren van alle mogelijk files en werelden tot die enkele toets, die op zijn beurt verwijst naar die enkele byte die de gehele schepping in zich herbergt.