Paul Groot 1 jan 1998

Dinosaurs and Meteorites

A conspiracy against Alfred Issendorf

In het werk van de Nederlandse geoloog-schrijver W.F. Hermans (1921-1995) is er heel wat te ontmaskeren, iedereen heeft een geheime agenda die fataal voor de ander is. Een duister mechanisme maakt van de ander altijd een geheim agent. De wereld is één grote samenzwering tegen het individu, en paranoia is big business. Niets en niemand is te vertrouwen, in de alledaagse buitenwereld al evenmin als in het privé-leven.

What did you do now? his mother said to Tim.
I didn't do anything, Tim said. I just said the dinosaur is wrong, that's all.

Michael Crichton Jurassic Park

De literatuur is altijd een goede voedingsbodem geweest voor geheim agenten, minder voor dinosaurussen, en zelden zie je die twee categorieën samengaan. Michael Crichtons Jurassic Park is de bekende uitzondering, maar een onverwachter voorbeeld is Hermans' roman Nooit meer slapen uit 1966. Deze roman is op een onverwachte manier 'des dino's', hoewel expliciet eigenlijk alleen zijdelings Fred Flintstone en zijn dinosaurussen ter sprake komen.

Vergroot

Dinosaurs and Meteorites -

Hermans' Nooit meer slapen is literair superieur aan Jurassic Park maar moet het wat betreft verbeeldingskracht tegen Crichtons roman afleggen. De schroeiende paranoia waardoor de jeugdige geoloog Alfred Issendorf, een tobbende binnenvetter, wordt bezield verhindert hem zijn ambities te realiseren. Zijn dwangneurose - de gedachte oneervol, zonder een gezaghebbende wetenschappelijke ontdekking te moeten sterven - maakt hem eigenlijk ongeschikt voor zijn werk. En zeker voor het succesvol afsluiten van de geologische veldtocht die hem ergens in de jaren zestig naar Noorwegen brengt. Issendorf is op zoek naar de oorsprong van de zogenaamde doodijsgaten. Een populaire theorie uit die dagen hield het erop als zouden deze gaten 'pingo's' zijn, het gevolg van het smelten van uit de ijstijd overgebleven bevroren grondwater. Hij verwerpt dat als een wetenschappelijke modegril en wil het bewijs leveren dat meteorieteninslagen de oorzaak van deze gaten zijn.


Zijn tocht door Finnmarken, het meest noordelijke gebied van Noorwegen, wordt een martelgang voor hem, waarbij de natuur en de kosmische krachten tegen hem samenspannen. Vooral de onwezenlijke sfeer van de middernachtszon maakt hem achterdochtig; de nachten zijn te heet en vol met levende wolken muggen die je nooit een ogenblik rust gunnen. Hij ervaart zijn verblijf als een seizoen in de onderwereld, en ziet overal geheime complotten die het op zijn wetenschappelijke werk gemunt hebben. Zelfs zijn medereizigers zijn niet veilig voor zijn wantrouwende blik.

Hoe naïef is Alfred Issendorf eigenlijk? Zijn levensdoel is het vinden van een meteoriet die zijn naam zal dragen, de Issendorfiet. Hij denkt werkelijk gelukkig te worden met een meteoriet van een steensoort die nog niet eerder op aarde gevonden is. Op zijn zoektocht wordt hij door W.F. Hermans in zijn paranoïde gevoelens en onzekerheid gesterkt. Alfred is diens alter ego, die niet door heeft hoe hij door deze meestercomplotter gemanipuleerd wordt. Want hoe dwangmatig hij ook de anderen wantrouwt, nooit komt het in hem op degene die hij werkelijk te wantrouwen heeft, het vuur na aan de schenen te leggen. Hoewel parasiterend op de paranoia van de schrijver, en een speelbal in een van diens ontegenzeggelijk litteraire spelletjes, waant Issendorf zich in eerste instantie slachtoffer van een menigte samenzweringen vanuit de Noorse universitaire wereld. Maar hij is blind voor Hermans kwade bedoelingen.

Vergroot

Dinosaurs and Meteorites -

De sfeer van het boek is er een als betrof het een variatie op de avonturenroman. Het Finnmarken waarin Alfred zich beweegt is verwant aan het door reuzengestalten bevolkte landschap van de Edda en is verbonden met de oerkrachten uit het dinosaurussentijdvak van Fred Flintstone. Maar Issendorf herkent de tekens niet, ziet hoogstens een parallel met Hergé's Kuifje in Tibet. Een landschap en een wereld vol spookgestalten en spirituele tekens: de monnik in de bergen van Tibet ziet hij weerspiegeld in zijn vriend Arne. Deze is de belichaming van lichaam en geest van Wittgenstein, de filosofische sensatie uit de jaren zestig, de Boeddha van de nieuwe vrijgestelden. Maar Alfred de brokkenpiloot sleept zich, god mag weten waarom, tenslotte door het avontuur en mag terug thuis zijn wonden likken.

En daarin heeft Alfred gelijk: er is duidelijk sprake van een complot tegen de meteorietentheorie. In een sfeer van een gemaskerd bal waarin niemand zichzelf is, wordt hij zowel van de kant van de schrijver als van zijn omgeving in Noorwegen tegengewerkt. Zijn eigen professor Sibbelee die zijn reis naar het hoge noorden heeft aangemoedigd, ontpopt zich als de Griekse Cybele, vereerd in de gedaante van meteorieten. De universitaire mastodont Nummedal die hij na aankomst als eerste bezoekt, blijkt een product van paranoïde hersenspinsels. Vriend Arne praat en doet alsof de wereld eendimensionaal is en speelt voor Wittgenstein. Alles staat voor iets anders, niets is zichzelf. Alfred verbaast zich over de fjeljo vogel die geluiden voortbrengt die bij materialen horen waar hij helemaal niet over beschikt. De wereld is één dwangvoorstelling, de hallucinatie van de geoloog, maar hij herkent de boodschap niet. Een hallucinatie, waaruit hij ontwaakt in een zuurzoet happy end als hij met een door zijn moeder geschonken, in tweeën gesneden meteoriet in zijn manchetknopen, zijn verjaardag viert. Arne is dodelijk verongelukt en de meteorietentheorie niet bewezen.

Vergroot

Dinosaurs and Meteorites -

Nooit meer slapen is het verhaal van een jaloerse schrijver die zijn hoofdfiguur geen kansen gunt. Het is het verhaal van de gemiste kansen van een geoloog die een primitief landschap doorkruist op zoek naar tekenen voor het bewijs van een meteorieteninslag. Hij scant het landschap op mogelijke gaten die als mogelijke getuigen ervan kunnen dienen. Daarmee is hij, zonder dat hij dat beseft, op het spoor van een werkelijk revolutionaire theorie gekomen die hem de Nobelprijs zou kunnen opleveren. Alfred beseft het bestaan van dat geheim wel maar kan er zijn vinger niet achter leggen. Hoe dicht hij ook misschien bij de waarheid komt, hoe intuïtief hij de nieuwe ideeën heeft aangevoeld, hij kan of wil ze niet ontdekken.

Die onzekerheid wordt Alfred noodlottig. Terwijl hij bijna de hand heeft gelegd op een fantastische wetenschappelijke ontdekking mag hij die van de schrijver niet formuleren. Want welke serieuze geoloog kan zich met de mode van de dinosaurussen afgeven? Welke serieuze geoloog wil één gedachte vuilmaken aan een mogelijke rampspoed die een enkele meteoriet over deze gigantische dieren heeft gebracht? Natuurlijk heeft ook Alfred de geruchten gehoord over een sensationele theorie hieromtrent, maar zoiets lijkt al te speculatief. Maar van de andere kant, moet hij de spectaculaire meteorieteninslag dan in verband brengen met gaten in de aardkorst? Wat een armoedige wetenschap, voor zoiets ga je toch de primitieve natuur niet in. Heeft de wetenschap geen hogere ambities?

Een van de gedachten die Alfred het meest deprimeert is wel het feit dat de moderne wetenschap zo onpersoonlijk en anoniem is geworden. In zijn gesprekken met Arne komt hij daar steeds op terug. In een interview fantaseerde Hermans er eens over hoe het anders met Alfred af had kunnen lopen. Bijvoorbeeld dat hij hoort dat er een echte meteoor is gevallen, teruggaat, die meteoorkrater onderzoekt, en er een wetenschappelijk artikel van veertien pagina's over schrijft dat vervolgens in de American Geologist, of een dergelijk blad wordt gepubliceerd. En tenslotte wordt Alfred lector in Groningen of zoiets. Hè? ginnegapt Hermans.

De lezer ziet Alfred worstelen, maar heeft niet in de gaten dat het simpele naijver van Hermans is waardoor zijn missie moet mislukken. Want Hermans beseft maar al te goed dat hij nog nooit zo dicht bij een onderwerp gezeten heeft dat hem èn als schrijver èn als geoloog wereldberoemd zou kunnen maken. Stel je eens voor, de Nobelprijs voor litteratuur en wetenschap vanwege één werkstuk! Maar hij beseft ook dat hij de eer aan een ander zal moeten laten, en Alfred gunt hij die eer niet. Alfred wordt opgeofferd aan Hermans' eergevoel. Het is de schrijver zelf die complotteert tegen zijn protagonist.

In een van de bitterste passages in het boek reageert Alfred uiterst cynisch op het reisverslag van de geoloog Brandel, dat hij in het vliegtuig in handen krijgt. Brandel is een vroegere studiegenoot van Alfred die aan een succesvolle Himalaya-expeditie deelneemt. Alfred vindt hem maar een verwaande kwast, een verwende westerling die zich op zijn tocht door sherpa-beroemdheden laat vergezellen. Maar hoe vervelend en verwend ook, hier wordt wel het bewijs geleverd dat de Nederlandse geologie veel succesvoller is dan we uit de roman zouden kunnen besluiten. Hoewel het heet dat het Hollandse landschap ongeschikt is voor dit vak, en bijgevolg de Nederlandse geologen slechts tweederangs wetenschappers zijn, wist Hermans allang dat daar op die expeditie meer werd bereikt dan Alfred ooit zou bereiken. Alfred gaat met lege handen naar huis, maar de ploeg in de Himalaya komt met maar liefst achttienhonderd stenen terug, waaronder interessante fossielen. En daarmee hield het niet op.


In de omgeving van Brandel (in werkelijkheid de spraakmakende wetenschapper Tom de Booy) borrelden in de tijd dat Hermans zijn roman schreef de meest onwaarschijnlijke ideeën op die in de jaren zeventig school zouden maken. En de meest fameuze ervan is ongetwijfeld die van Robert Bakker, de drijvende intellectuele kracht achter de idee dat een meteoorinslag ergens in de Golf van Mexico verantwoordelijk is geweest voor het uitsterven van de dinosaurussen. De publicatie van zijn inzichten bracht deze jonge wetenschapper al snel aan de universiteit van Yale - geen loopbaan als lector in Groningen zoals Hermans zelf. Zijn ontdekking werd een van de voornaamste inspiratiebronnen voor Michael Crichtons roman Jurassic Park. Een hele generatie jeugdige dino-kenners kan zijn naam spellen; in Steven Spielbergs verfilming horen we hoe de kleine Tim de naam 'Bakker' als een juweel koestert. Geen wetenschappelijk vraagstuk dat kleuters en kinderen onder de tien jaar méér bezighoudt!

Dit mogen we Hermans wel degelijk verwijten: stront gooien naar de anderen, en zelf op het juiste tijdstip voor de juiste gedachte uit de weg gaan. Door een gebrek aan durf en verbeeldingskracht, door de uiterste consequenties niet te durven doordenken, heeft hij Alfred met lege handen laten zitten. Met wat meer durf had hij een werkelijk toekomstgericht boek af kunnen leveren dat zowel litterair als geologisch met Jules Vernes' Voyage au centre de la terre vergeleken had kunnen worden. Waarom heeft Hermans Alfred de eer van die wetenschappelijk ontdekking niet gegund? Waarom is Alfred eigenlijk maar blijven vasthouden aan die doodijsgaten-meteorieten en wilde hij de meteoriet die de dino's fataal werd maar niet herkennen?

Vergroot

Dinosaurs and Meteorites -

We kunnen Hermans wel op zijn falen aanspreken, maar gunnen we hem ook zijn gelijk? In zijn formulering geeft hij voldoende aanwijzingen die Alfred op een ander spoor zouden kunnen zetten, maar hij lijkt die maar niet te willen begrijpen. En ook de geologische en tektonische verschijningen suggereren een veel groter geheim dan Alfred op het eerste gezicht vermoedt.

Daarom kun je Nooit meer slapen ook zien als een genereus geschenk van Hermans aan Alfred. De hele tekst zit vol met verborgen visuele aanduidingen aangaande primitief, voormenselijk leven dat de weg naar de dino's openlegt. Maar Alfred wil maar niet luisteren. Krab de eerste laag weg en zie hoe mens en dier worden getekend en geschetst in nieuwe, vaak gruwelijke gestalten. Meteen de eerste kennismaking is die van een kinderlijke onbevangenheid tegenover een monsterlijke wereld. Als betrof het de laatste resten van een voorbije periode, komt Alfred oog in oog te staan met de blinde professor Nummedal (vier ronde spiegeltjes zijn nu op mij gericht) en zijn blinde conciërge (wat er van het oor is overgebleven lijkt op een slecht uitgevallen navel...) die de toon zetten voor een alternatieve avonturenroman. Deze verraderlijke professor blijkt een mengsel van futuristische en monsterlijke karakteristieken. De skibaan waar deze hem heen leidt, het enorme schip dat hij bovenop een brug onder zich ziet liggen, alles neemt de vorm aan van voorwereldlijke verschijningen. Geen mens of dier verschijnt hier of we worden geconfronteerd met een metafoor die als het ware de wereld geologisch naar een ander tijdvak brengt. Niets is wat het wil zijn. De man met het walvissengelaat, de merkwaardige Oftedahl, die waarschijnlijk als Hvalbiff ('walvissenvlees') door het leven gaat, al evenmin als de toeriste met haar Fred Flintstone-echtgenoot.


Deze 'geometaforische' verschijningen brengen Alfred weliswaar geestelijk uit zijn evenwicht, maar zetten hem niet aan tot een fundamentele herziening van zijn theorie. Hij wordt geroerd door de gedachte aan het boosaardig pompen van het hart van een dier dat levend opengesneden werd, maar hij weet niet wat hij ermee aan moet, hij kan het beeld niet doorgronden. Hij ziet wel overal mislukte facelifts, maar herkent de authentieke trekken niet. Afgeleefde en uitgetelde menselijke wetenschappers zijn de fantomen die in zijn hoofd rondspoken. Taai en vol overlevingsdrang dringen de beelden zich aan hem op. Twee keer neemt Alfred het vliegtuig, twee keer is het alsof hij als Jonas in een primitief dier plaats neemt. Zelfs de fjorden manifesteren zich als verscheurende gestalten die hem de suggestie van de dino's lijken in te willen prenten.

Zo vastgebeten heeft hij zich in zijn theorie dat hij helemaal voorbijgaat aan de boodschap die deze dierlijke verschijningen hem willen brengen. Het landschap dat Alfred betreedt ligt als een palimpsest voor hem open. Als geograaf, als paleontoloog of archeoloog hoeft hij maar zijn slag te slaan. Maar omdat hij zijn ogen niet wil geloven, moet hij falen.

Alfred is een geheim dicht genaderd maar hij krijgt niet de kans het te ontraadselen. Onsportief van Hermans, of is het een gemiste kans van Alfred? Dat laatste lijkt inderdaad het geval gezien de unzeitgemäße alchemistische bijklanken in Nooit meer slapen. Meer dan alleen een variatie op Vernes' Voyage au centre de la terre laten ontelbare zinnen, alinea's, hele pagina's zich lezen als alchemistische of paleontologische metaforen. De natuur blijkt de travestie van een grote mijn waar het goud voor het oprapen ligt. De oplichtende verschijning aan de hemel die Alfred tenslotte toch nog op zijn terugtocht hoort en ziet als het teken van de gemiste meteoorinslag, komt daarbij als mosterd na de maaltijd.


Vergroot

Dinosaurs and Meteorites -

Ergens in Nooit meer slapen praat Hermans over de imaginaire, de symbolische en de reële stadia via welke ons kinderlijke bewustzijn zich ontwikkelt. Het zijn de afspiegelingen van de gedachten van de Franse freudiaanse betweter Lacan en ze verklaren hoe we via spiegel en fotografie tot zelfkennis komen. Het is alsof Hermans hier het dichtst bij de ontdekking van de sensationele theorie in de buurt komt. Wat zou er gebeurd zijn als die paranoïde, in een sadistisch universum levende schrijver-geoloog in plaats van met Lacans psychologie, dwingend was geconfronteerd met de dinosaurussen-manie?

Het zal altijd wel een vraag blijven. Zeker is dat een dergelijke roman de tragiek van Nooit meer slapen zou hebben gemist.