Mediamatic Magazine Vol. 7#1 Arjen Mulder, Dirk van Weelden 1 jan 1992

Inleiding in de Ruisletterkunde

De informatiemaatschappij bestaat bij de gratie van duurzaam bewaarde, snel verplaatsbare data, wat met zich meebrengt dat de nauwkeurigheid van de notatie en opslag op de juiste coördinaten van het grootste belang zijn. Zodra er twijfel is over de juiste plaats om bepaalde gegevens te bewaren, of er ontypische zinswendingen worden gebezigd, is er sprake van storing. Voor de soepele verwerking van data is waakzaamheid, ja een voortdurende kruistocht tegen de Ruis een heilige plicht.

Vergroot

Inleiding in de Ruisletterkunde -

In een universum van digitale data worden schrijffouten, misplaatste en onzinnige mededelingen automatisch gesignaleerd en geïnterneerd in aparte zones. Het gezonde verstand is geautomatiseerd in een digitaal ruisfilter, dat middels spellingcontroles, grammatica-checks, en een prioriteitenalarm (werkend op trefwoord) de anti-ruisridders terzijde staat. De auteurs, sysops, redacteuren en programmeurs weten wat hun
te doen staat: het heropvoeden of liquideren van de data, die de storing veroorzaakten. Daarvoor hebben zij, de functionarissen van de Datakerk, behoefte aan een fijnmazig net van expliciete criteria, die informatie van ruis onderscheiden. Gelezen met de ongelovige ogen van de Ruisletterkundige is deze doctrine een kookboek met de verrukkelijkste recepten.

Ruis, oftewel ongewenste en onverwerkbare data, misplaatste informatie, is het ruwe materiaal van de Ruisletterkunde. Om van afgekeurd format of document tot nieuwe discipline uit te kunnen groeien was het noodzakelijk uit de Datakerk te treden en een eigen domein te bezetten. Een wereldwijd elektronisch netwerk, waaraan duizenden auteurs meewerken is de werkplaats waar baanbrekend werk verricht wordt: Ruis schrijven en schrijvend binnendringen in het binnenste van de Ruis.

Sluisregels

Zoals Dante's Hel is de Ruisletterkunde een gebied dat bestaat uit in elkaar vallende concentrische cirkels. Bij het eerste contact worden de deelnemers met hun eerste bijdrage verwelkomd in een ontvangsthal. In dit stadium is van openbaarheid en gezamenlijkheid nog weinig te merken. De auteurs kunnen elkaars teksten nog niet lezen. Dat is een van de privileges die moeten worden veroverd. Daarvoor is het nodig een aantal sluizen te passeren, die ieder op hun beurt toegang geven tot een dichter bij het Centrum gelegen ruimte. De Ruisletterkunde maakt geen verschil tussen bestaand en nieuw werk. Er is geen reden nieuwe of originele bijdragen aan het systeem toe te voegen in plaats van fragmenten of citaten bestaande tekst. Maar evenmin is het verplicht om dat te doen. Er is alleen proefondervindelijk verschil, het werk van sommige auteurs, zoals Dickens of Wittgenstein kan tijdelijk enorm succesvol zijn in de wereld van de Ruisletterkunde. De illusie dat nieuwe informatie van belang is verdwijnt.

De Ruisletterkunde vermijdt het zoveel mogelijk de hoeveelheid informatie op de wereld te laten toenemen. Meer info speelt alleen haar vijand, de Datakerk in de kaart. Zij opereert tenslotte niet in dienst van de Betekenis, maar brengt metamorfosen van informatie tot ruis voort. Hoe doet zij dat?
Door een huishouding van sluizen. Een sluis is niets anders dan een cryptische selectiefunctie van het systeem. De Ruisletterkunde beschikt over vele honderdduizenden selectiecriteria, die door een automatische loterij om beurten of in combinaties in werking worden gebracht. Zo is het mogelijk dat op een bepaald moment alleen teksten waarin zowel het woord 'dienaangaande' als 'Braziliaanse schone' voorkomen de sluis naar een volgende ruimte passeren. Ook mogelijk is dat een gemiddelde van meer dan vier Franse leenwoorden per 5k, of het noemen van meer dan drie niet-primaire kleuren de deur naar een volgende ruimte opent. Ook moet men verdacht zijn op negatieve selectie: het gebruik van 'bloed' of het in één tekst opvoeren van 'liefde', 'Ierland' en 'kaarslicht', kan voortgang uitsluiten.

De Ruisauteurs zijn van de criteria niet op de hoogte, laat staan dat ze kunnen weten welke eisen er op het moment van schrijven gelden. Hoe gevarieerder hun vocabulaire, hoe extremistischer hun veranderingen van stijl en onderwerp, hoe groter de kans dat ze de sluizen passeren.
Helaas neemt ook de kans toe dat ze een van de vele geheime regels overtreden, en enkele stadia worden teruggeworpen of zelfs verbannen naar het begin. Met het doordringen in een diepere zone verwerft de auteur zijn privileges. Eerst kan hij het werk van enkele anderen lezen, in volgende stadia het werk van tientallen, enzovoorts, totdat hij ook het recht verwerft om voorstellen voor 'sluisregels' te doen, al zal hij nooit weten of ze zullen worden gebruikt door het systeem en zo ja, wanneer. De Ruisletterkundige wordt op deze manier getraind in het lezen van ruis. Tenslotte hebben de teksten van de anderen hetzelfde gepresteerd als de
zijne om de sluizen te kunnen passeren en samen in die ene ruimte terecht te komen.
Terwijl er dus steeds meer auteurs afvallen of worden opgehouden heeft de succesvolle auteur meer inzicht in de pogingen van anderen. Langs welke wegen streven anderen naar het Hart van de Ruis? Gooien ze de syntaxis aan de kant? Gaan ze opzettelijk foutief spellen? Verknippen ze pagina's van Hongaarse kranten? Of schrijven ze in klip en klaar proza aan hun memoires? Bestaan er onvermoede overeenkomsten tussen de geschiedenis van de tweede wereldoorlog volgens Hilterman en een cut-up van de Boerenkrant uit 1968?

Dichterbij het Midden van de Ruis stelt het systeem de eis dat er onderling geciteerd wordt en de auteurs hun bijdrages adresseren aan elkaar. Wat is een antwoord/provocatie/vraag op/aan wie? Hier genereert de Ruisletterkunde de zone van de Communicatieve Ruis.

In het duister dat geproduceerd wordt door de onafzienbare reeks van bij toerbeurt actieve sluisregels tasten de auteurs verder en verder, in de hoop door te dringen naar het Midden, het Binnenste van de Ruis, waar ze overzicht over alle ingeleverde teksten hebben, en misschien zeggenschap krijgen over het beheer van het systeem. Niemand weet of dat een ijdele hoop is, het is evengoed denkbaar dat het binnenste van de ruis maar een doorgangsruimte is, die de auteur weer in de allereerste situatie brengt: alleen met zijn eigen tekst, schrijvend om de eerste sluis te passeren, maar onkundig van de regels waaraan die tekst moet voldoen.

Ornamentiek

Ruis is voor informatie wat het ornament is in de architectuur. Niets minder dan de eigenlijke rijkdom ervan. De Ruisletterkunde ontspruit aan een avontuurlijk inzicht. Namelijk dat in de informatiemaatschappij die geleid wordt door de Datakerk de voorraad betekenissen beperkt is, maar dat de hoeveelheid ruis oneindig groot blijft.

De Ruisletterkunde droomt van teksten die uitsluitend uit ruis (ornamentiek) bestaan en zonder betekenis toekunnen. Misschien is er wel betekenis maar die is hier niet van belang. De betekenisbouwers van de Datakerk leveren op die manier het raamwerk dankzij hetwelk de Ruisletterkunde kan bestaan. Natuurlijk bestaat een segment van alle deelnemers aan het Netwerk Ruisletterkunde uit balorige adolescenten, maar voor het merendeel bedient het net hardwerkende gebruikers die oprecht geloven in de automatische evolutie van nonsens. Zij zien de Ruisletterkunde als een instrument voor het veroveren van de virtuele betekenis, van de gebieden die het traditionele databeheer en de gevestigde taal- en tekstwetenschappen tot woestenij hebben verklaard.

Hun droom is een bloeiende woestijn, waar een niet door betekenissen bedreigde begroeiing van schijndata floreert. Het Netwerk is niet minder dan een letterkundige oersoep waaruit nieuwe werelden en nieuwe levensvormen zullen ontstaan. Het omarmen van de ruis is de levenslustige impuls van jonge, onderzoekende bewoners van het data-universum, waar de ruis en de storing allang tot de grote scheppende krachten behoren, maar die in de ogen van de Datakerk en haar Inquisitie gelden als vijanden van het systeem. De eerlijkheid gebiedt te vermelden dat langdurige aansluiting op het Ruisletterkundige netwerk behalve dromen ook nachtmerries kan opwekken. Die zijn samen te vatten als het Futiliteits-Syndroom, waarin de ingestorte Ruisridder geplaagd wordt door het donkerbruine vermoeden dat alle data al ruis waren, dat alle letterkunde Ruisletterkunde is. Kortom, dat zijn inspanningen net zo overbodig en illusoir zijn als die van de Datakerk. Het is dit zwartgallige inzicht dat de Ruisletterkunde probeert te ontlopen, net zoals zij al haar krachten aanwendt om de menselijke hang naar betekenis en begrip te ontwijken.

In de onderwereld van de informatiemaatschappij stromen rivieren van ruis, wilde data zonder zin, productiviteit of adres. Daar in het donker surfen de Ruisschrijvers. Hun bewegingen vormen een nieuw vocabulaire, dat niet dienstbaar wil zijn aan het project van de Datakerk (Kunstmatige Intelligentie), maar de openbaring van de Kunstmatige Domheid uitdrukt.