Mediamatic Magazine Vol. 7#2 Arjen Mulder 1 jan 1993

De Minste Materialiteit

Ik ben het.
Ik ben het maar.

Vergroot

The Least Materiality -

c.b. vaandrager

Het verzoek van het bestuur van de Brabantse gemeente Oosterhout aan een serie erkende kunstenaars om een identiteitvormend of -bevestigend werk voor de plaatselijke openbare ruimte te bedenken, heeft als onmiskenbare, om niet te zeggen hinderlijk aanwezige vooronderstelling, dat de bestaande identiteit van de stad wordt beschouwd als nogal zwak, onvoldoende, aansterking verdienend.

Waarom? Waarom wil een gemeentebestuur kunstenaars van elders werken voor de openbare ruimte laten maken, terwijl de eeuwenoude gemeente identiteit genoeg heeft om op eigen benen te staan (ja zelfs een kunstwerk te willen) en er in Oosterhout vermoedelijk genoeg makers van mooie dingen aanwezig zijn om een karakteristiek moment van het Oosterhoutse vast te leggen in duurzaam materiaal? Om aan te geven dat de Oosterhoutse bestuurders bereid waren mee te draaien in de wereld van de hedendaagse kunst, gingen ze ermee akkoord de opdracht aan de kunstenaars te verpakken in een vraagstelling:// Hoe kan kunst 'functioneren' in de openbare ruimte?// We hebben bij het geval Oosterhout, kortom, van doen met een van die afwisselend diep treurig en giechelig makende voorbeelden van de openbare ruimte waarin de macht de kunst wil laten functioneren: het spanningsveld tussen vrijblijvendheid en eigendunk.

Nieuw Insect

Paul Perry antwoordde in juli 1992 op de vraagstelling met het voorstel een willekeurig, in het Latijns-Amerikaanse regenwoud nieuw te ontdekken insect volgens de internationale taxonomische voorschriften te vernoemen naar de stad. Zijn project was getiteld: The origin of pride. A new species of insect is named after the gemeente Oosterhout en had als motto: The map is not the terrain. Het hele idee behelsde niet meer dan simpelweg deze daad: een nieuw insect zoeken en dat benoemen met de gemeentenaam, domweg omdat de gemeentebestuurders verzocht hadden om een aantal kunstwerken in het openbare kader van het stratenplan. Men dacht aan roestend staal. Vanzelfsprekend was de kunstenaars wel de zo noodzakelijke artistieke ruimte gewaarborgd om hun creatieve talenten in te ontplooien.

Het vinden van het insect zou geen problemen opleveren. De tropische regenwouden zijn tientallen miljoen jaren oud en er was op de evolutionaire tijdschaal alle gelegenheid voor de ontwikkeling van een formidabele biodiversiteit. Op de tijdschaal van de mensheidhistorie is iets minder plaats voor het oerwoud. Volgens optimistische extrapolaties zijn, als het omhalen en platbranden van de bestaande oerwouden doorgaat zonder het huidige tempo te versnellen, binnen vijftig jaar de laatste oorspronkelijke bomen van de aardbodem verdwenen, inclusief alle aan het oerwoud aangepaste microsoorten (de zoogdieren en vogels hebben een betere overlevingskans in natuurreservaat en dierentuin). Een van deze endemische soorten nu – hetzij zelf ontdekt door een door Perry uit te rusten expeditie, hetzij ontdekt in een monster dat ter plekke was genomen door een wetenschapper en aan Perry overgedaan – zou vernoemd gaan worden naar Oosterhout. De naam zou zoiets worden als Cicadetta oosterhoutensis (familie Cicadidae, onderorde Homoptera, orde Hemiptera, klasse Insecta).

Decoratie van de Openbare Ruimte

Why name a species after Oosterhout? De meest gehoorde opmerking. Perry's antwoord: kunst is committing an act in order to call the act into question. Ingaand op de vraag over het 'functioneren' van de kunst in de openbare ruimte, antwoordde Perry: Responding to this, I made some intuitive decisions at the outset, which I think pretty well reflect my attitude. The first was my rejection of the 'art object' as an entity with any future within Oosterhout. This follows a personal distrust in the algebra of such 'objects' – what I tend to see and group together as brave kunstwerken. I believe Oosterhout is much better off without yet another of these objects.

Perry verwierp hiermee om te beginnen de functie van kunst als decoratie van de openbare ruimte. Wat decoraties ook zijn of doen, kunst zijn ze niet. Er is niets tegen een versiering van de openbare ruimte – om Multatuli (1820-1887) over poëzie te citeren: Ik heb niets tegen verzen op zichzelve. Wil men woorden in het gelid zetten, goed, maar zeg niets dat niet waar is. Deze puristische verwerping van de decoratie als onwaarheid is overigens een modernistische kunstgreep met een calvinistisch trekje – de bijdrage van het calvinisme aan de kerkelijke kunst bestond al volgens Erich Wichman (1890-1929) uit witkalk – waar het gemeentebestuur op de golven der tijdgeest nu juist overheen was: mooie dingen mogen weer.

Perry evenwel ging verder dan een afwijzing van de tierelantijn: In addition, it seemed a pointless exercise to have to hunt for 'public space' wandering within the boundaries of Oosterhout's streets. I did not want to look for some specific physical feature or activity and transform it into an excuse in which to evolve a work. I felt this would be taking the first step in the wrong direction. De eerste stap die Perry in de goede richting deed, was: niet naar Oosterhout gaan. Hij was er ook vroeger nooit geweest. Waar de openbare ruimte van Oosterhout ook gelokaliseerd moest worden, ze bestond in ieder geval niet uit het verkeerssysteem van de stad zelf – iets waar de bestuurders het mee eens waren, gezien het feit dat ze mensen uit een veel weidser verkeerssysteem dan het eigene om bijdragen hadden verzocht.

No Name Brand

Dit roept twee onvermijdelijke vragen op - vragen waardoor het project zowel een succes is geworden als nooit is uitgevoerd (althans tot nu toe). De eerste vraag luidt: wat is er mis met Oosterhout dat het geen openbare kunst in de plantsoenen of op de pleinen mag hebben? Tweede vraag: als er nog een openbare ruimte bestaat waarin kunst 'functioneert', waar dan?

Oosterhout goes by its name. A name that has persisted for more than 700 years. The name designates a particular space but we feel that it also designates a certain character, an identity. Or that it did once upon a time. Today this character is difficult to characterise. Oosterhout on the outside seems no different from other gemeentes in the region or, for that matter, many similar communities in Nederland. We are reminded, in the facelessness of Oosterhout, of a trend we see inside the supermarket and the pharmacy, that of the no name brand, the generic consumer product. When we step outside, no matter where we are, we see the same winkelstraat, with the same stores.

Plaatsnamen, de plaats: zo Oosterhout ooit een historische gewortelde, topografisch gelokaliseerde identiteit had, is deze verdampt op de wereld-consumptiemarkt. Een verzoek om kunst in de openbare ruimte kan daardoor nooit meer zijn dan een verzoek om een monument voor een verdwenen karakter. Een dubbele negatie: If we were to describe Oosterhout in terms of a geography of shopping or a geography of trade, we could not say that the physical character of the geography was unique, maar ook: To a large extent what actually defines Oosterhout is its civil organisation. But this also seems a reason to hold the unique identity of Oosterhout suspect. The basic political structures underlying Oosterhout's government were not formulated yesterday but in another century and for another world. And our comparisons show that today's specifics seem to vary little from gemeente to gemeente. So does Oosterhout have an identity? De vraag stellen is hem ontkennend beantwoorden.

De vraag van de gemeentebestuurders of er met echte kunst een zingevend identiteitsdecor in de openbare ruimte kon worden opgetrokken, werd gepareerd met de constatering dat er wel een decor maar geen identiteit te bekennen viel, althans in de binnenstad. De openbare ruimte waarbinnen de bestuurseenheid Oosterhout functioneert, is die van de wereldmarkt/-media, door de moderne gemeentebestuurders Oosterhout binnengehaald om de gemeente een plaats te geven in die complexe eigentijdse wereld waarin we leven. Maar zodra lokale identiteiten aan de wereld worden gekoppeld, blijkt dat ze niet meer bestaan en mogelijk nooit bestaan hebben. Oosterhout komt op geen enkele wereldbol voor. Perry ontdekte feilloos de kracht van Oosterhouts identiteit cq. het taboe van het gemeentebestuur en vond daar een teken voor: een met uitsterven gedoemd insect. Door onze schuld uitstervend.

Mythische Constructie

I believe Oosterhout is much better off without yet another of these objects. Het succes van Perry's project bestaat erin dat hij de gemeentelijke vraag naar het functioneren van kunst in de openbare ruimte wist te beantwoorden. Paul Perry verving de lokale identiteit van Oosterhout door een insect. Plaatsnamen, de naam. De kaart is niet het terrein, maar verwijst alleen naar andere kaarten. Als Oosterhout nog een plek heeft, dan in een mediamythische onomastiek waarin we, voor de vuist weg, Eastwood (Clint) aantreffen, Twin Peaks (There's evil in the woods,) Rumpelstilskin, Hakim Bey. Ieder oosterhout heeft zijn westerhout – het tropisch regenwoud van Zuid-Amerika.

Identiteiten zijn nooit meer dan mythische constructies die, zodra ze als informatie worden gelezen, hun constructieve bijdrage aan het openbare leven kwijtraken. Perry: Mythic structures consist of hearsay and mannerisms that are handed down, like inherited suitcases, from generation to generation. Over time the suitcases gain authority and become 'monumental'. These myths or monuments of code become 'undesirable' when they turn into monuments to code. Kunst, leidt Perry uit deze verklaring af, zou een functie hebben in de openbare ruimte (de wereld) als ze de mythen van de monumentenlijst haalt, liefst voorgoed, te beginnen bij de mythe van de identiteit. Er duikt dan wel een praktisch probleempje op:// Many of us depend for a livelihood upon their continued existence which means they can only be questioned and not completely eliminated. Even if we do temporarily manage to damage them, our hands are empty; we lack other models, other paradigms, there is nothing to replace them.// Maar het is aan de kunstenaar om met dit gegeven creatief om te gaan.

Het zelfmedelijden waar niemand buiten schijnt te kunnen in het premillennium wordt bij Perry tot een aanvalswapen: We feel by taking myths apart we might open a space for more accurate or more interesting myths. En dat Oosterhout als lokale identiteit niet interessant is, blijkt uit het feit dat het gemeentebestuur zijn openbare ruimte zo godsgruwelijk saai en betekenisloos heeft weten te maken, dat ze nu bij echte erkende grote kunstenaars moet gaan bedelen om het straatbeeld weer die eigenheid te geven, waardoor toevallige bezoekers en toevallige bewoners niet meer die – terechte – drang vertonen zo snel mogelijk dat rotoord te verlaten. Waarom dan toch die loodzware drang tot lokale authenticiteit? Waarom deze identiteit niet vervangen door zoiets lichts en onooglijks als een insectje, ver weg van hier?

De Wereld

Dat Oosterhout niet (meer) vermag te boeien komt omdat het in de wereld ligt. Oosterhout is in de wereld verdwenen. De goocheltruc die Perry in zijn project toepaste, was die van de omkering. Hij concretiseerde niet alleen de mythische structuur 'identiteit', maar ook die andere mythe, die van de 'wereld', in een object, een levend wezen zelfs, een insect, en deed wonder boven wonder daarmee de volgende ontdekking: door een lokale, historische identiteit aan de wereld te koppelen, verdwijnt deze identiteit, maar ze herverschijnt tegelijkertijd onder een ander teken, alleen niet langer als identiteit - het monumentale blok staal waarvan we het gemeentebestuur Oosterhout dankbaar mogen zijn dat het zijn openbare ruimte daarvan ontdaan heeft – , maar als naam, een tot naam gemetamorfoseerde identiteit, in een endemische ruimte waarin alleen Oosterhout en, bijvoorbeeld, een insect bestaan. De tendens om lokaliteiten van hun historische identiteit te ontdoen ten gunste van een wereldmarkt, moet niet op het laatste moment worden afgeremd en met gesimuleerde, kunstmatige identiteiten worden gedempt, maar moet nog veel verder worden doorgevoerd, tot die wereldmarkt zelf het erbij begeeft liefst, weg met al die drukkende zwaarte. Perry pareerde het verzoek om roestend staal met het allerlichtste, iets dat al bijna immaterieel is (want uitstervend): een insect uit de cyberspace in afbouw die het tropisch regenwoud is.

Dus, als we ons bij dezen loskoppelen van gemeenteraadsleden en kapitalisten, dit inzicht: kunst functioneert in een openbare ruimte doordat ze 1) haar eigen openbare ruimte schept, 2) bestaande identiteiten in historische ruimten ontkent, 3) deze vervangt door willekeurige tekens, 4) onder deze tekens haar ruimte laat verschijnen voor iedereen die met een overgeleverde identiteit is behept en 5) het raadsel stelt dat uitdaagt deze nieuwe ruimte te gaan exploreren, tot ver voorbij de oorspronkelijke identiteit en ver voorbij het oorspronkelijk kunstwerk. What happens when we name something that had no name before? Could we not, in Oosterhout, say the map is the territory, when, by our mapping, we bring a new reality into being?

Maar waaruit bestaat die nieuwe, kunstmatige realiteit? De gesimuleerde wereld? Laten we de politieke en 'mythische' terminologie nog verder achter ons, dan zien we een bipool: een onbekende stad en een onbekend insect. De naam van de stad is meer dan 700 jaar oud en de stad schenkt deze naam aan een insect van (mogelijk) miljoenen jaren oud. Het insect verschijnt op de kaart van de stad. De stad verschijnt op de kaart van het insect. Beide zijn bedreigde soorten. Ze hebben elkaar niets te melden, maar kunnen niet langer zonder elkaar. Dasein als Sorge. Twee punten zijn voldoende om, keer op keer, de wereld te laten beginnen. Verlaat Oosterhout nu. Verlaat de historische wereld. De Nieuwe Wereld wacht. Treed binnen.