Esther Mannaerts

Participatie

In de vorm dat ik het ermee eens ben:

Moet er niet een nieuwe definitie komen voor het woord ‘online participatie’? Want wanneer vindt er interactie plaats; al wanneer iemand je stuk leest?

Enlarge

Blooms all over - Image: Hansworld found on Flickr

Op 5 maart 2010 plaatste Blair Kneppers op de website van Erfgoed 2.0 een blogpost met de title ‘De vraag blijft: “What’s in it for me?”’. Hierin beschrijft hij pubieksparticipatie als volgt:

“Musea begeren ‘publieksparticipatie’, en dit is waar het al fout gaat, als je het mij vraagt; het doel is slechts om een reactie uit te lokken en verder niets. Het is een vraag stellen, en niet luisteren naar het enthousiaste antwoord. Dit loopt uit op een dode spoor. Mensen hebben heel goed door wanneer ‘publieksparticipatie’ ingezet wordt als marketingmiddel, en trappen er niet snel in.

Echte participatie moet van twee kanten komen. Echte participatie betekent dat er twee of meer partijen in gesprek gaan, op elkaar reageren en op die manier respect voor elkaar opbouwen. Dit bereik je alleen door je te mengen in het gesprek, het gesprek initiëren en stimuleren, en dit vraagt natuurlijk om een grote investering. Het resultaat? Trouwe ambassadeurs en vrienden, die telkens terug zullen komen. Dit is waar nieuwe media voor zijn. Het zijn alternatieven, en geen snelle oplossingen; je moet er wel wat voor doen, wil je succesvol zijn.”

Zo is het. Participeren betekent dat er interactie plaatsvindt. Maar in welke mate? Wenger verteld ons het volgende in het stuk Community of Practice (1998) over participatie. De tekst heb ik overgenomen uit Melle Gloerichs’ Afstudeerscriptie over online participatie waarin hij het woord participeren naar mijn mening goed uitwerkt.

“Participeren impliceert dat er wordt samengewerkt, dat een groep mensen gezamenlijk bezig is met een activiteit. Dit kan enerzijds een langdurig verbond zijn, zoals bij het organiseren van mensen en taken in een bedrijf om deze winstgevend te houden, of heel kortstondig zoals bij het reageren op een nieuwsbericht op een website. Toch zijn ze fundamenteel niet verschillend.
Participatie beperkt zich niet tot de momenten dat er actieve betrokkenheid is bij een community. Ook als iemand niet actief betrokken is, is iemand er onderdeel van zolang beide partijen deze participatie herkennen (Wenger 1998b, 55-57).
Wat Wenger dus zegt is dat participatie niet kan worden gemeten in de tijd dat iemand bezig is met actieve interactie met een community, maar dat als er überhaupt deel wordt uitgemaakt van een community er kan worden gesproken van participatie. Maar ook het totaal niet participeren in een community zegt iets. Wenger beargumenteert dat participeren net zo goed een keuze is als niet participeren en dat beide vormen in zekere zin bepalend zijn voor identiteitsvorming (Wenger1998b, 164-72).”
Hier kom ik dus weer op met mijn stuk iloveLurkers: mensen kijken, lezen, misschien “bookmarken”, heel misschien reageren en klikken verder.

Omdat ik nu toch aan het plakken ben:
“Een belangrijk voordeel van online participatie is dat er een ‘opname’ wordt gemaakt van de interacties tussen mensen en dat ze hier naar kunnen verwijzen (Ruhleder and Twidale 2000). Hierbij moet wel worden aangetekend dat er in een vastomlijnde omgeving wordt gewerkt, zoals bijvoorbeeld binnen WebCT. Een minder grote druk ligt bij bezoekers van een website of forum om te reageren doordat zij anoniem kunnen blijven, dit is bij “real-life” participatie niet mogelijk.” (Wederom van Melle Gloerich)

Online participeren en participatie in real life zijn dus niet geheel over een kam te scheren. De wjize van communiceren is heel anders en kan met veel meer emotie of juist zonder emotie, je kunt andermans “dialogen” nalezen op een willekeurig tijdstip en geheel anoniem...