Max Meijer, museumtours

Samenvatting conclusies tussentijdse evaluatie Museumtours

Zojuist is de tussentijdse projectevaluatie gereed gekomen. Daarbij is aan de participanten gevraagd hoe zij het verloop van het project (vooral procesmatig) beoordelen. De uitkomsten van deze evaluatie worden binnenkort in de stuurgroep besproken waar nodig gebruikt voor verbeteringen in de projectaanpak. De conclusies geven daar overigens maar zeer beperkt aanleiding toe, want het algehele gevoel is dat het project goed geleid wordt en prettig verloopt. Samengevat luiden de conclusies:

Enlarge

Screenshot www.musemtours.nu - Redactie MLNA

De drie deelnemende musea en penvoerder VRM tevreden zijn over het verloop van het project tot nu toe. Er is hulde voor de manier waarop het project door de projectleiding wordt gemanaged en waarop de communicatie plaats vindt. De planning en control binnen het project verloopt effectief.

Afwijkingen ten opzichte van de oorspronkelijke doelen, planning en de inzet van mensen en middelen worden tijdig geconstateerd en gecommuniceerd en hebben tot nu toe niet geleid tot budgetoverschrijdingen, verlies van kwaliteit of humeur van betrokkenen.

Bij de participanten is sprake van een grote mate van flexibiliteit: daar waar doelen of planningen moesten worden bijgesteld, maar ook ten aanzien van onvoorziene externe factoren zoals het terugtreden van Fanu en de continuïteitsproblemen rond Quiksee. Men is van mening dat deze ‘tegenslagen’ niet als bedreiging maar als kans voor het project hebben gewerkt en dat het eindresultaat erdoor zelfs aan kracht heeft gewonnen.

Alle betrokkenen zijn zich door het verloop van het project nog meer gaan realiseren dat een innovatietraject als het onderhavige een aantal onbekende variabelen en ‘wildcards’ kent. Voortschrijdend inzicht leidt tot aanpassingen en bijstellingen die binnen het project soepel zijn opgevangen en ingepast

Als belangrijkste punten van aandacht zijn genoemd: het wat achterblijvende onderdeel ‘onderlinge kennisdeling’, het niet geheel duidelijke bereik en de effecten van de externe communicatie over het project, terwijl bij de musea de uren inzet van eigen medewerkers groter is dan vooraf werd ingeschat. Bij gebrek aan duidelijke referenties en het ontbreken van eerdere ervaringen bleek ook op een aantal andere punten het begroten van kosten lastig. Een aantal musea ziet zich hierdoor met een feitelijk hogere eigen bijdrage dan in het oorspronkelijke projectplan was begroot geconfronteerd. Overigens is in alle gevallen binnen de eigen begroting dekking voor deze meerkosten gevonden.