Nikki Timmermans

"Kansen zien en grijpen"

In gesprek met Minette Albers, Marcel Hectors en Vincent van Vilsteren (Museum Plus)

Met veel enthousiasme worden we door deze drie initiatiefnemers onthaald in de dependance van het Drents Museum in het historisch centrum van Assen. Na een verbouwingsperiode van anderhalf jaar zal het museum aanstaande 17 november haar deuren weer gaan openen. Een spannende periode. Een lange tijd hebben medewerkers geen toegang gehad tot het museum, maar sinds kort mogen er rondleidingen gegeven worden. Architect Erick van Egeraat is verantwoordelijk voor de nieuwbouw en de herinrichting van het bestaande gebouw, waarmee de tentoonstellingsoppervlakte met maarliefst 1.000 m2 uitgebeid wordt. We krijgen een uniek doorkijkje in de enorme, grotendeels ondergrondse tentoonstellingszaal, die onder onze voeten gerealiseerd is. Daarbovenop een prachtige daktuin waar bezoekers straks doorheen kunnen wandelen. De ingang is verplaatst naar het Koetshuis dat opgehoogd is met een brede plint van glas. Albers, trots: “Daar heeft de Rijksbouwmeester zelfs voor moeten bemiddelen”.

Enlarge

Drents Museum - Nikki Timmermans

Museum Plus

Hoewel het museum al een tijd gesloten is, hebben de medewerkers absoluut niet stil gezeten, zo wordt al snel duidelijk. Precies op de dag van het interview wordt het platform opgeleverd dat ontwikkeld is voor het project Museum zonder Grenzen, dat inmiddels omgedoopt is tot Museum Plus. Voor een museum als het Drents Museum een flinke operatie naast de verbouwing. Museum Plus is een open source ontwikkeld platform, waarmee de bezoeker op basis van zijn gedrag door de collectie en het museum kan browsen. Enthousiast vertelt Hectors, verantwoordelijk voor het redactionele en nieuwe media gedeelte van het project, hoe het idee voor dit project ontstaan is. “Bezoekers”, zo vertelt hij, “nemen op nieuwe manieren kennis tot zich. Niet meer lineair, maar browsend. Je hebt als museum een collectie, maar hoe presenteer je nu een collectie? We hebben een reeks, een aantal objecten. Als je nu de belangrijkste objecten uit de collectie zou kunnen lichten en je zou daar in de opstelling iets mee doen in het museum. Dat was het idee”.

Museum Plus zal het straks mogelijk maken om door de collectie heen te browsen op basis van het gedrag van de bezoeker. We moeten het ons als volgt voorstellen. Hectors vertelt energiek en tekent alles schematisch uit op een flipover: “Stel, je komt straks op de afdeling archeologie. Daar ligt het grootste wiel van Noordwest Europa. Dat wiel ligt in de vitrines en in de buurt staat een touchscreen. Op het touchscreen kun je de contextinformatie over het wiel verkrijgen. Tot zo ver niets nieuws. Maar, via je entreekaart, een papieren kaart met ingebouwde RFID-chip, wordt geregistreerd waar je geweest bent”. Het museum weet dus waar de bezoeker is en op welk moment hij daar is. En je kunt de kaart vervolgens gebruiken om bepaalde zoeksystemen te starten, zonder dat je je met je e-mailadres hoeft te registreren . Je hebt bijvoorbeeld interesse in het wiel. Dan kun je kiezen voor de zogenaamde Plus. Vandaar de keuze voor de nieuwe projecttitel Museum Plus. Hectors legt uit dat als je de Plus gebruikt, je als het ware de zaal uit “hoovert”, en dan een soort themakeuze voorgeschoteld krijgt. Wil je iets weten over wielen? Of voertuigen? Hectors noemt het een “themagenerator”. Bijvoorbeeld, je kiest voor wielen. Dan komt er op het scherm te staan dat het museum iets heeft over postkoetsen, de geschiedenis van Drenthe, herbergen of trekschuiten. Waardoor je via Meppel bij de gilde van schippers en het zilveren begrafenisschild uit kunt komen. Hectors: “Je moet je voorstellen, we maken het gebouw intelligent”.

Samenwerking: koppen bij elkaar steken

Vanaf het begin van het project is samenwerken een belangrijke factor geweest voor het Drents Museum. Het begon met het zoeken van samenwerking rond de vraag hoe je publiek op een vernieuwende manier kunt trekken. Albers, sinds twee jaar werkzaam als hoofd collectie, presentatie en educatie bij het museum, kreeg bij haar aantreden de opdracht om een plan te maken voor de oudbouw, de vaste collecties en presentaties. Hoe het museum op een vernieuwende manier met haar publiek om kon gaan. En hoe dat financieel gerealiseerd kon gaan worden. Een pittige opdracht. Maar, zo geeft Albers aan, “we hebben ons geluk gegrepen”. In de zomer hoorden ze dat er nog ergens Europees geld op de plank lag en dat ze daar snel een aanvraag voor moesten indienen, anders was de pot waarschijnlijk leeg. Ze zocht samenwerking met het andere partijen. Albers: “We hebben heel snel in de zomer een plan gemaakt voor hoe wij op een nieuwe manier met ons publiek moeten omgaan. En toen bleek dat het Drents Archief, onze buren, en de dierentuin in Emmen met dezelfde gedachte rondliepen. Hoe gaan we ons publiek in de toekomst bedienen? We hebben de koppen bij elkaar gestoken”.

Ongeveer tegelijkertijd met de Europese aanvraag werd de aanvraag voor de subsidieregeling Innovatieve cultuuruitingen gedaan. Hiervoor werd het samenwerkingsverband uitgebreid met partners uit het bedrijfsleven en een kennisinstelling. Albers geeft aan dat het aangaan van nieuwe samenwerkingsverbanden een van de voorwaarden voor de toekenning van de subsidie was, en dat dat in dit geval ook zeker een voordeel voor het Drents Museum was. Voor de uitrol van de technologie werd samenwerking gezocht met onder andere Motorola en de Rijksuniversiteit Groningen (RuG). Zowel Motorola als de RuG hadden iets dat het Drents Museum niet had. Kennis van technologie en de sleutels tot in ieder geval een belangrijk deel van de oplossing waar ze naar op zoek waren. Hectors: “Motorola heeft een deel van de oplossing, en een fabrikant in Italië, die heet Ferm, die heeft een deel van de oplossing. Die hebben we allemaal aan elkaar geknoopt in een keten. En de RuG, dat is het kennisinstituut waar we kennis vandaan halen. Zij briefen deze fabrikanten hoe dingen gemaakt moeten worden en wat hun gedachten daarover zijn”. Hectors legt uit dat er drie teams gemaakt zijn in het project. In het eerste team met de RuG en Motorola wordt gewerkt aan de hardware, in het tweede team, waar de RuG en ontwikkelaars in zitten wordt de software gebouwd waarmee het hele platform straks gaat draaien. En in het derde team, waar het Drents Museum de inhoudelijke coördinatie voor doet, wordt inhoud gemaakt. “Hoewel de aanvraag voor de regeling in eerste instantie afgewezen werd, zag de adviescommissie wel meteen al de potentie”, vertelt Albers. In het voorjaar van 2010 werd daarom een nieuwe aanvraag ingediend. En die werd wel gehonoreerd.

De samenwerking met de buren, het Drents Archief, zal straks na de projectperiode een belangrijke rol spelen in het ontwikkelen van nieuw aanbod voor de doelgroepen van het museum, zo vertelt Albers. Op basis van het gedrag van de bezoekers en de daarin gekoppelde keywords en thema’s kunnen beiden straks beter inspelen op de behoeften van de museumbezoekers. Albers: “Bij de keuze van de keywords en thema’s, daarin werken we dus heel erg nauw samen met de buren van het Drents Archief. Want daarin hopen we elkaar te vinden bij het creëren van aanbod voor gebruikers. Of het nou gaat om een bezoek hier of daar. Of het gaat om het samen ontwikkelen van arrangementen”. “We moeten het ons als volgt voorstellen”, zo legt Albers uit. “Mensen die gebruik maken van het aanbod van het Drents Archief en ergens in het dorp Yde staan en informatie over het meisje van Yde willen, komen straks via hun systeem bij het Drents Museum terecht. En mensen die bij ons in het museum staan komen bij het archief terecht”. Daarin vullen de instellingen elkaar in aan. Daarbij komt dat het platform open source ontwikkeld is (Trovator) en werkt volgens de Dublin Core standaard. Dat zijn afspraken over standaarden voor hoe je informatie opslaat. Via deze standaard kan uitwisseling tussen meerdere collecties en erfgoedinstellingen plaatsvinden. Dit maakt het mogelijk dat culturele instellingen zich straks kunnen aansluiten om mee te ontwikkelen aan de software. Het samenwerkingsverband kan op deze manier in de toekomst nog groter worden.

Businessmodel: commerciële en culturele licentie

In de keuze voor het open source ontwikkelen van het platform wordt de overdracht van de resultaten van het project aan de culturele sector gewaarborgd. Om dit verder handen en voeten te geven, is besloten dat het Drents Museum en de RuG samen een open source stichting oprichten, die zich ook na de projectperiode kan gaan ontfermen over de ontwikkeling van het systeem. Hectors legt het ons als volgt uit: “Wij zijn hier geen kennisinstituut, we zijn een gewoon museum. De RuG heeft gezegd: weet je wat we gaan doen? We gaan samen met het museum een open source foundation oprichten. Die kan een product als open source initiatief wereldwijd lanceren en we hebben gekozen voor een Europese normering, en dat kan dus groeien en bloeien onder leiding en moderatie van de RuG. Daar heeft het museum helemaal geen mensen voor. Het aardige is dat omdat het museum wel meestuurt, dat wel betekent dat hier voor de erfgoedsector hele leuke dingen uit bedacht kunnen worden”. Hectors: “Vanaf 1 januari 2012 hebben we een instituut dat er zorg voor draagt, dat wat wij gestart zijn als dapper klein museum buiten de Randstad, dat dat ook wereldwijd gedragen wordt. En dat klinkt groots, maar dat is het ook. Maar het kan op kleine schaal, want er zijn bijvoorbeeld partijen waar we nog geen kennis van hebben, maar die mee willen doen. De sneeuwbal wordt steeds groter”.

Op dit moment wordt er druk nagedacht over hoe het businessmodel van het Museum Plus product er straks uit moet gaan zien. Er wordt gedacht aan het maken van een onderscheid tussen een commerciële en een culturele licentie, waarbij culturele instellingen 1 euro betalen en een handtekening zetten voor het gebruikmaken van het systeem. Voor bedrijven, denk bijvoorbeeld aan toeristische bedrijven die digitale tours willen maken, wordt een commerciële prijs gerekend. De opbrengsten komen vervolgens ten goede aan de verdere ontwikkeling van het systeem. “Er is al genoeg belangstelling vanuit de museale sector”, vertelt Hectors enthousiast. De software zal in het eerste kwartaal van 2012 gepresenteerd worden en dan zal ook de gebruikersgroep uitgenodigd gaan worden om mee te doen en mee te ontwikkelen. Om de continuïteit van het project verder te waarborgen is de RuG bezig om op basis van het platform dat er straks is een aanvraag te doen voor wetenschappelijk onderzoek over een periode van vijf jaar. “Ook hebben ze”, voegt Hectors toe, “de belofte gedaan om op academisch niveau software te blijven ontwikkelen”. “En binnen het museum gaan we er natuurlijk ook gewoon mee verder”, vult Albers hem aan. “Voor nu is echter vooral het belangrijkste om structuur aan te brengen in de collectie en data, netheid en orde aan te brengen.”

Schakelmomenten: de waarde van een goede samenwerking

Twee grote projecten parallel doorlopen – de grootse verbouwing en Museum Plus – is voor een klein museum een ambitieuze operatie. Het team van het Drents Museum lijkt het echter wonderwel goed af te gaan. Zijn er desondanks nog schakelmomenten geweest? Momenten waarin dingen toch net even anders liepen dan gedacht? Albers, Hectors en Van Vilsteren moeten diep nadenken. Misschien twee momenten dan. Op dit moment wordt het systeem getest en het bleek dat van de 10.000 frequenties die je kunt benutten, het systeem uitgerekend het beveiligingssysteem van het museum gebruikte. Hierdoor kwamen er storingen. Dankzij de goede samenwerking en verstandhouding met alle partijen in het project is er gelukkig snel een oplossing gekomen. Hectors: “Als er commitment is, dan gaan ze ook dingen voor je doen. Wij hebben er geen verstand van”. Een ander moment was de productie van de kaarten waarin de chips verwerkt zitten. Het Drents Museum wilde een kleine oplage bestellen, maar dat kost relatief meer dan wanneer je een grote batch wilt hebben. Dat zijn dan kosten die van tevoren niet berekend waren. Er vindt nu overleg plaats met de producenten van deze kaarten.

Innovatie: vier lessen

Het Drents Museum gaat de laatste fase van het project in. Een goed moment om eens de balans op te maken over wat innovatie nu eigenlijk inhoudt. Albers zegt beslist: “Kansen zien en kansen grijpen. Dat is waar het Drents Museum altijd goed in was en ik hoop ook in de lengte der tijden goed in zal blijven”. Ze voegt daaraan toe dat het museum echter minder goed geweest is in het borgen van de resultaten van de innovaties. Een startpunt hiervoor ligt misschien wel in het expliciteren van de lessen die geleerd zijn. Op de vraag welke gouden tips meegegeven zouden kunnen worden aan culturele instellingen die ook aan de slag willen gaan met innovatie, noemt Hectors vier lessen die van belang zijn als een culturele instelling een innovatief project op het gebied van technologie aangaat.

Les 1: “Werk altijd met standaard apparatuur”. Volgens Hectors moet je als culturele instelling niets willen modificeren, want je krijgt geen enkele garantie voor de toekomst. Wie weet wat de technologie van de toekomst is? Culturele instellingen hebben die kennis niet in huis. Fabrikanten kunnen je daarentegen wel garantie geven en die kun je bellen. Het zoeken van rechtstreekse samenwerking met fabrikanten in plaats van tussenpersonen is een van de uitgangspunten van Museum Plus geweest en blijkt in de praktijk ook goed te werken.

Les 2: “Laat je software beheren door een neutrale organisatie”. Hectors vertelt dat de makers van de software en de auteurs van de software zich voor Museum Plus bereid verklaard hebben om via afkoop het auteursrecht op de software en de broncode over te dragen. Dat betekent dat er een neutraal lichaam is, dat ook de integriteit van de kern en van het gebruik kan beheren en bewaken.

Les 3: “Zorg dat je platform onafhankelijk is. Wees de toekomst voor”. Het Drents Museum heeft ervoor gekozen om een systeem te ontwikkelen dat op meerdere systeemplatforms kan draaien. Hierdoor kun je flexibel inspelen op de toekomst. Nu wordt er een applicatie op basis van RFID op ontwikkeld door het Drents Museum, en het Drents Archief ontwikkelt een mobiele applicatie.

Les 4: “Speel altijd open kaart, deel in een zo vroeg mogelijk stadium je informatie”. Hectors legt uit dat als het Drents Museum niet in een heel vroeg stadium heel brutaal Motorola gebeld had, onder het motto ‘we willen iets gaan doen, wil je alsjeblieft naar ons luisteren’, dat er dan nooit iets van het project geworden zou zijn. Albers vult aan dat in dat proces vertrouwen en openheid extern, maar vooral ook intern, van belang zijn.

De buitenwereld moet nog even wachten om de eindresultaten van Museum Plus te kunnen bewonderen. Maar in het eerste kwartaal van 2012 zal het Drents Museum een bijeenkomst organiseren voor alle geïnteresseerden. Tot het zover is kan in ieder geval zeker aanbevolen worden om vanaf half november ouderwets door de collectie te struinen in het nieuwe gebouw.