hans piena

De droom, dat is nu

Column Hans Piena

Ga zitten, vijf minuten maar, hier bij ons aan tafel. Links mijn zoon van zes, rechts mijn vrouw. Het is winter, zes uur ’s avonds en we hebben al opgeschept. Laten we onze ogen sluiten om te zien hoe deze vijf minuten er 50, 100 of zeg 150 jaar geleden zouden hebben uitgezien.

Licht
Mijn zoon heeft net met één druk op de knop de lamp aangedaan die alles helder verlicht. 150 jaar geleden hadden we geschemerd bij het licht van een kaars of olielamp met een pit die lekte, walmde en stonk. Zo’n 100 jaar geleden was dat een petroleumlamp, maar ook die stonk. En net als met de olielamp moesten we keer op keer het trekglas ontroeten en het reservoir bijvullen. Was de olie of petroleum op, dan zat je in het donker.

Verwarming
De onzichtbare radiator, onder het rooster in de vloer, houdt ons dag en nacht warm. 150 jaar geleden liep mijn vrouw steeds van tafel om het rokend turfvuurtje aan te houden en hield ze haar voeten op een stoof. 100 jaar geleden had zoonlief vóór het eten eerst kolen met kolen moeten slepen. Warm waren alleen je schenen en dan nog alleen als je vlak bij de kachel zat.

Eten
We eten vanavond sperzieboontjes, karbonades, sla, komkommer en tomaatjes. Nog geen 100 jaar geleden aten we voornamelijk ingemaakte, gezouten of gerookte dingen, even los van de vraag of we wel voldoende te eten zouden hebben gehad. Verse groenten waren er alleen ’s zomers, vers vlees alleen in de slachtmaand.

Schoenen en kleding
We dragen elke zomer en winter wat anders. En mijn vrouw heeft een hoeveelheid schoenen die een vorstin 150 jaar geleden niet had misstaan. Maar toen zouden wij hoogstens één paar leren schoenen hebben gehad, voor naar de kerk, of klompen waarop leren schoenen waren geschilderd.

Werk
Mijn vrouw heeft vandaag gewerkt, nee niet in huis, buiten de deur. Ruim 50 jaar geleden had de buurt daarover schande gesproken: “Kun jij je gezin niet onderhouden?” Ik zou in mijn eigen ogen ongetwijfeld ook hebben gefaald. Zo’n 150 jaar geleden had mijn vrouw weer wél mogen werken, als goedkope arbeidskracht in de fabriek. Dan beulden we zes lange dagen en kwamen we ’s avonds uitgeput thuis: een levens verkortende slooppartij. Grote kans dat ik aan de drank was, uit wanhoop dat ik niet voldoende geld verdiende om voor mijn gezin te zorgen, wat ik ook probeerde.

Geld
Links van mijn vrouw ligt haar portemonnee met haar bankpas. Heel normaal? Tot 1957 was de vrouw handelingsonbekwaam en plaatsten mannen annonces in de krant: “Gelieve geen geld of goederen af te geven aan mijn vrouw.” Zij was daartoe niet alleen onbevoegd, ze kón het volgens de wet niet eens. Alleen met mijn uitdrukkelijke goedkeuring kon zij een rekening openen. Haar zelf verdiende geld mocht ze enkel uitgeven aan ons huishouden. Ze werd, juridisch gezien, klein gehouden als minderjarig kind.

Infonopolie
Tussen ons in ligt het tablet met internet, toegang tot al het weetbare. Informatie is daardoor gedemonopoliseerd. We hoeven ons niet meer van alles op de mouw te laten spelden. En doordat we meer dan lagere school hebben gehad kunnen we die informatie zelfs enigszins op waarde schatten. Studeren? Nog geen 100 jaar geleden konden alleen notabelen dat betalen: het hoofd der school, de notaris, de burgemeester, de advocaat, de dominee, de doktor. Die hadden het informatie monopolie en vertelden ons hoe het zat.

Geloof
Aan onze tafel zijn Islam en Christendom verenigd. Het zijn niet langer de dogma’s van kerk en moskee die ons van elkaar gescheiden houden. Zonder dat de ene godsbeleving moet prevaleren boven de andere mogen wijzelf invulling geven aan ons huwelijk, gebaseerd op wederzijds respect. Wij leven in een eerder ongekende tijd.

Dood
Mijn zoon, die alleen zijn karbonade wil eten, lag bij geboorte in een stuit en had bovendien de navelstreng om zijn nek. Noch het consultatiebureau, noch de verloskundige, noch de dienstdoende arts zagen dat. Na drie dagen martelen kreeg mijn vrouw een keizersnee. 150 jaar geleden waren ze allebei gestorven. Zelf heb ik op het randje gelegen door een obscuur vogelvirus. Het ziekenhuis wist dit slechts met moeite en nog maar net op tijd te identificeren. Alleen door antibioticum kroop ik er weer bovenop.

Had jij 150 geleden je ogen weer geopend, dan had je hier helemaal alleen aan tafel gezeten, althans als je zelf nog had geleefd. Dát we nog leven is historisch gezien een mirakel, onze voorouders hadden er slechts van kunnen dromen. Maar de werkelijke droom is eerder hoe we leven en samenleven. Dat hadden onze voorouders niet eens kúnnen dromen. Laten we met zijn allen waken dat we deze droom mogen blijven leven.