EEN EMOTIONELE ZOEKTOCHT NAAR HET LOT VAN MIJN OVERGROOTVADER

Ik ken mijn grootouders alleen van foto’s en uit verhalen, maar van mijn overgrootouders wist ik helemaal niets, tot ik na de dood van een naast familielid in 2008 een foto van hen in handen kreeg.

Mijn overgrootvader Heiman Sanders Leefsma was het achtste en laatste kind van Sander-Alexander Heimans Levi Leefsma en Betje Davids Kalf. Hij werd op 1 oktober 1854 geboren in Gorredijk (Friesland) en is op 3 maart 1877 met Magalina Mossel uit Utrecht getrouwd.
Het echtpaar bracht 14 kinderen ter wereld in Gorredijk, onder wie een doodgeboren jongetje. Van de overgebleven kinderen zijn 5 (Izaak, Hernrietta, Gerrit, Jozef en Esther) in de oorlog omgekomen.

Heiman Leesma en Magalina Leefsma-Mossel - Privécollectie

Heiman Leefsma had een manufacturenwinkel en zette regelmatig advertenties in de plaatselijke krant. Op 21 mei 1904 adverteerde hij in het Nieuwsblad van Friesland dat hij een partij lappen had ontvangen met de volgende waarschuwing: “ LET OP: Bij dezen maak ik bekend dat mijn zoons NIET met paard en wagen venten maar WEL met een handkar met Manufacturen, waarop de naam LEEFSMA duidelijk staat.” Hij stond dus goed bekend, en was bang dat hieraan afbreuk zou worden gedaan, doordat anderen misbruik van zijn goede naam hadden gemaakt.
Na zijn hele leven in Gorredijk te hebben gewoond, besloot hij echter op 62-jarige leeftijd naar Apeldoorn te verhuizen en de zaak aan zijn zoons Jozef en Salomon over te dragen. Op 15 september 1916 vertrokken Heiman en Magalina met hun dochters Henriëtta en Esther naar Rosariumstraat 55.
Misschien was het feit dat hun zoon Alexander eveneens met zijn gezin naar Apeldoorn was verhuisd, de aanzet hiertoe. Alexander was op 20 februari 1907 met Henriëtta Godschalk in Ommen getrouwd, en hun zoon Salomon werd op 31 augustus 1910 in Joure (Friesland) geboren. Alexander is op 16 augustus in 1918 overleden in Apeldoorn. Op zijn overlijdensakte wordt geen adres vermeld, maar volgens Joods Monument was het laatste adres van zijn vrouw in 1942 Asselschestraat 110.
Esther was als 16-jarig meisje met haar ouders naar Apeldoorn gekomen en daar op 18 oktober 1922 met Levie Slager getrouwd. Het echtpaar had een textielzaak op Asselschestraat 35, vlak bij schoonzus Henriëtte. Levie is op 8 januari 1932 overleden, waarna Esther in 1935 is hertrouwd met Leopold Lion en in 1937 naar Amsterdam is verhuisd. Zij is daar in 1943 overleden, en Leopold is op 26 oktober 1942 in Auschwitz omgekomen.
Haar oudere zus Henriëtta was op 1 november 1923, op 42-jarige leeftijd, met de Apeldoorner Jesaias Herz getrouwd. Volgens een advertentie in het Joodsche Weekblad van 29 augustus 1941 dreef het echtpaar een pension op de Graaf van Lijndenlaan 16. Henrietta en Jesaias zijn op 2 november 1942 in Auschwitz omgekomen.

Mijn overgrootmoeder Magalina is op 3 november 1932 gestorven, een maand na haar 79ste verjaardag. Heiman, die een jaar jonger was, bleef toen alleen achter in de Rosariumstraat. Wat er daarna met hem is gebeurd, is mij tot voor kort een raadsel gebleven.

Aangezien mijn grootouders kort voor en na mijn geboorte in 1941 zijn overleden, had ik nooit bij de mogelijkheid stilgestaan, dat mijn overgrootvader hen zou hebben overleefd. Ik ken mijn grootouders alleen van foto’s en uit verhalen, maar van mijn overgrootouders wist ik helemaal niets, tot ik na de dood van een naast familielid in 2008 een foto van hen in handen kreeg.
Dit spoorde mij aan tot verder onderzoek. In de Northern Database op www.dutchjewry.org deed ik de trieste ontdekking dat Heiman Leefsma in 1942 als vermist in de Holocaust werd vermeld, wat zijn pagina op Digitaal Monument leek te bevestigen. Redacteur Daniël Metz heeft zijn pagina toen met mijn foto en extra informatie kunnen aanvullen.
Volgens zijn persoonskaart in het Apeldoorns Archief zou Heiman Leefsma op 15 april 1943 naar Duitsland zijn gedeporteerd, hoewel hij in het bevolkingsregister nog steeds niet is uitgeschreven. De gemeente Apeldoorn heeft een formulier van de Oorlogsgravenstichting (afd. Duitsland) voor Heiman Leefsma met de hand ingevuld en op 27 november 1957 gestempeld. De vraag “Overleden op “ werd daarop beantwoord met “20/2 1943” en vervolgens doorgehaald. Op de vraag “Ging betrokkene gedwongen naar Duitsland?” werd het antwoord “15/4 ’43 dld [Duitsland]” gegeven. Onder aan was de opmerking “Geen overl. akte gevonden” toegevoegd.
Zijn laatst bekende adres werd op dit formulier vermeld als Rosariumstraat 55, wat in het bevolkingsregister en op zijn pagina op Joods Monument werd bevestigd. Werd hij vandaar gedeporteerd, en zo ja waarheen? Had hij misschien een onderduikadres gevonden? Was hij daar overleden en in de tuin begraven? Ik kon mij bijna niet voorstellen dat iemand van ver in de tachtig geen normale dood zou zijn gestorven.

Was hij in zijn laatste jaren nog omringd door zijn familie in Apeldoorn? Zijn dochter Henrietta was volgens de informatie op haar pagina op www.joodsmonument.nl in de nacht van 2 op 3 oktober 1942 uit haar huis gehaald. Het lot van zijn schoondochter Henriëtta Godschalk is nog steeds onbekend. Zijn kleinzoon Salomon is op 30 april 1943 in Auschwitz omgekomen.
Was hij op de hoogte van wat er met zijn kinderen en kleinkinderen uit Friesland en Groningen was gebeurd? Wist hij dat zijn zoons Izak, Gerrit en Jozef waren gedeporteerd, evenals zijn kleinkinderen Heiman, Abraham, Izaak, Magalina, Harry, Magda, Izak, Maga, Heiman en de achtjarige Jacob? Hij wist waarschijnlijk wel, dat zijn zoon Salomon in 1940 met zijn gezin naar Amerika had kunnen uitwijken.
Ik had nu meer vragen dan antwoorden. De enige persoon die mij antwoord op mijn vragen zou kunnen geven, was Salomons oudste zoon Rudy. Hij had in 1940 als veertienjarige jongen waarschijnlijk nog afscheid van zijn grootvader genomen. Rudy heeft mijn vragen over zijn grootvader toen beantwoord door mij onder meer een mooi statieportret van de “Leefsma clan” te sturen uit 1897, dat de gevaarlijke overtocht en vele verhuizingen op wonderbaarlijke wijze had overleefd. Over het lot van zijn grootvader zweeg hij echter, waaruit ik concludeerde dat hij waarschijnlijk net zo weinig hierover wist als ik.
Toen ik José Martin van Herinneringscentrum Kamp Westerbork zijn foto’s stuurde en haar vertelde dat Heiman Leefsma op 15 april 1943 zou zijn weggevoerd naar Duitsland met onbekende bestemming, bleek hij vreemd genoeg helemaal niet in hun database te staan. Dit zou volgens haar kunnen betekenen dat hij in Apeldoorn was overleden. Ik volgde haar advies contact op te nemen met het Nederlandse Rode Kruis via oorlogsnazorg@redcross.nl en ontving toen een heel informatief antwoord van Raymund Schütz.
Hij liet mij weten dat er geen gegevens van mijn overgrootvader voorkwamen in de Joodsche Raad-cartotheek, de Westerbork-registratie en ook niet in het bevolkingsregister van de gemeente Westerbork, en dat hij op geen enkele deportatielijst stond. Ook kwamen zijn gegevens niet voor op formulieren van de kleine transporten tussen Westerbork en het Academisch Ziekenhuis Groningen en het Apeldoornsche Bosch. Hij vond echter wel een aanwijzing in het politiecartotheek Apeldoorn, waaruit bleek, dat “H.J. Leefsma op 20-1-1943 werd aangezegd naar het Apeldoornsche Bosch te komen maar dat hij niet is gegaan, op grond van medische verklaring dat hij ziek was en niet mocht worden afgevoerd. Verder blijkt dat hij door de Apeldoornse politie nooit is opgehaald of weggevoerd”. Hieruit concludeerde hij, dat mijn overgrootvader misschien was ondergedoken, en dat hij gezien zijn leeftijd waarschijnlijk nog voor de bevrijding was overleden. Hij raadde mij aan contact op te nemen met het gemeentearchief te Apeldoorn voor informatie uit de politiecartotheek.
Het antwoord van CODA (Apeldoorn) van 11 november 2011 leverde echter geen resultaten op. Een medewerker van het Archief & Kenniscentrum had verschillende bronnen geraadpleegd (de overlijdensaktes van 1941-1950, de bevolkingsregisters 28/110, zijn persoonskaart, politierapporten rond 20 januari 1943 en 15 april 1943, en www.genlias.nl), maar had nergens iets over het overlijden van Heiman Sanders Leefsma gevonden. Ik werd daarom geadviseerd via de website http://www.its-arolsen.org/de/anfragen_von_opfern_und_familienangehoerigen/index.html een verzoek tot onderzoek te doen, wat ik toevallig een paar maanden eerder al had gedaan. Het antwoord dat ik op 27 september 2011 van Section Evaluation and Documentation had gekregen, was helaas ook negatief geweest: “To our regret, it has not proved possible for us to ascertain any information on your great-grandfather in our archives”.

Dit zou het einde van mijn zoektocht zijn geweest, als ik niet heel toevallig dit jaar na de dood van Rudy Leefsma in Las Vegas een stapel brieven kreeg die hij in 1944 en 1945 aan zijn ouders in New York had geschreven. Hij was toen als 18-jarig lid van de Prinses Irene Brigade in Engeland en Nederland gestationeerd. De stapel bevatte ruim 90 brieven, die op hele dunne blaadjes luchtpostpapier waren geschreven en na 70 jaar soms bijna onleesbaar waren geworden, maar in de brief van 11 juni 1945 viel mijn oog op de volgende regel die mijn hart deed stilstaan: “About your father, Pop, I hate to give you the following information. The f… Germans took him in a chair; he could not walk anymore, and carried him chair and all away.”
Gewapend met deze informatie nam ik opnieuw contact op met Raymund Schütz. Hoewel ik geen bronvermelding kon geven en deze regel “circumstantial evidence” was, gaf hij toch een mogelijke verklaring:
“In januari 1943 werden de nog aanwezige Joodse inwoners van de gemeente Apeldoorn overgebracht naar de instelling Het Apeldoornsche Bosch. Uit de mededeling dat uw overgrootvader met stoel en al door Duitsers werd weggehaald, kan worden afgeleid dat hij in een fysiek zwakke conditie was. De zieken en zwakken werden, zo heeft een getuige na de oorlog verklaard, in het Apeldoornsche Bosch in een aparte ziekenbarak ondergebracht. Gezien zijn toestand zal dit hoogstwaarschijnlijk eveneens met uw overgrootvader zijn gebeurd. Vervolgens zijn deze mensen gedeporteerd tezamen met de patiënten en een deel van het personeel van het Apeldoornsche Bosch op 22 januari 1943. Aangezien dit transport niet via het Lager Westerbork is gegaan, vond geen registratie plaats van de mensen, er is geen deportatielijst van dit transport. Dat verklaart waarom er geen historische documentatie is te vinden.”
Hij voegde hieraan de volgende cruciale informatie toe: “Verder blijkt uit het dossier dat de arrondissementsrechtbank te Zutphen op 8 mei 1958 uitspraak heeft gedaan waarbij het rechtsvermoeden van overlijden werd uitgesproken ten aanzien van Heiman Leefsma, geboren 1 oktober 1854 te Gorredijk. Het dossier van deze zaak bevindt zich in het archief van de Arrondissementsrechtbank te Zutphen, dat word bewaard bij het Gelders Archief. Uit de stukken in het dossier moet zijn af te leiden welke de afwegingen van de arrondissementsrechtbank zijn geweest.”
Op 9 augustus ontving ik het goede nieuws van het Gelders Archief dat het vonnis na enig speurwerk inderdaad was gevonden. Hierin werd bevestigd dat mijn overgrootvader op of omstreeks 20 januari 1943 “op last van de Duitse bezetting met andere Joodse inwoners van Apeldoorn uit zijn woning” was gevoerd en naar het Apeldoornsche Bosch was gebracht, en dat in de nacht van 21/22 januari de gehele inrichting was leeggehaald. Aangezien mijn overgrootvader en andere “gasten” die ziek waren, in een ziekenzaal waren ondergebracht, werd hij samen met de patiënten uit de inrichting weggevoerd, en omdat “de namen dezer gasten uiteraard niet waren vermeld in de patienten-administratie der inrichting” werden de gegevens van mijn overgrootvader na de bevrijding niet aan het Rode Kruis doorgegeven.

Raymund Schütz van het Nederlands Rode Kruis bevestigde nog dat dit vonnis een rechtsgeldige uitspraak was van de Nederlandse rechter, en dat de rechtbank heeft vastgesteld dat hij behoorde tot de patiënten van het Apeldoornsche Bosch, wat betekent dat hij uiterlijk 25 januari 1943 is overleden in Auschwitz, de plaats en datum van het overlijden die voor alle slachtoffers van het Apeldoornsche Bosch gelden.