interview Ernest van der Kwast 27 Jun 2005

Interview Daniel Santos - winnaar Euro+Songfestival

"Ik heb al vijfendertig jaar heimwee."

Daniel Santos won op 9 mei jongstleden de juryprijs van het Euro+ Songfestival met het lied Sodade. Hij gaf onlangs een privé­concert voor de verslaggever van Netwerk CS en vertelde hem waar het lied over gaat: "Ik heb al vijfendertig jaar heimwee."

Enlarge

Daniel Santos -

In elke nieuwsbrief die Netwerk CS tussen 2002 en 2008 verspreidde, werd een kunstenaar geïnterviewd over zijn of haar ontwikkelingen binnen het kunstenaarsschap, vanaf 2006 zijn dit kunstenaars die deelnemen aan het programma ' Van talent naar beroep'.

juni 2005

Voor de nieuwsbrief van Netwerk CS interview ik al vanaf 2003 directeuren van culturele instellingen en jonge talenten die de wereld willen veroveren. Voor de nieuwsbrief van juni ben ik naar het Witte Dorp afgereisd, een kleine wijk onderaan een dijk in Rotterdam.
Het is een typisch Hollandse junidag: veel wind en weinig zon. Ik sta voor de deur van Daniel Santos. Hij is geen directeur. Hij is de winnaar van het Euro+ Songfestival 2005. Hij is een jong talent van 51 jaar.

De eerste vraag die ik Daniel Santos stel, is of hij vals heeft gespeeld. Want hij ziet er uit alsof hij halverwege de dertig is. De minimum leeftijd om deel te mogen nemen aan het Euro+ Songfestival is vijftig. Santos heeft geen rimpels en zijn haar is zwart, maar hij lacht en zegt: "Ik ben echt 51. Mijn verjaardag was op de dag dat ik de grande finale van het Songfestival won." We zitten in de ontvangstkamer van Santos, een ruimte met posters, vlaggen, foto's, een microfoon op een standaard en een heerlijke bank. Ik zit op de zachte kussens en luister naar het verhaal dat Santos mij verteld.

"Ik won met het lied Sodade, wat Kaapverdiaans is voor heimwee. Ik ben op mijn zestiende naar Nederland gekomen. Zonder mijn vader en moeder. Kaapverdië was toen nog een kolonie van Portugal. Als ik was gebleven, had ik het leger in gemoeten, vechten in Angola. Mijn vader heeft me naar Nederland gestuurd. Hij wilde zijn zoon niet verliezen. Ik kwam in Rotterdam aan in de winter. De rivieren waren van ijs. Ik wist niet wat ik zag. Ik wist niet dat er zo'n stukje van de wereld bestond als Nederland. Bij ons in Kaapverdië was er geen tv of radio, ik wist niks van de wereld, dacht dat er overal zon en zee was.
Ik wilde onmiddellijk terug. Ik heb elke dag en nacht moeten huilen.

Op mijn zeventiende ben ik gaan varen. Mijn vader was ook zeeman. Het is ook mijn lot geweest, denk ik. Geen gemakkelijk lot. Er is alleen de lucht, de zee, de boot. Ik ging werken als scheepskok en ben de hele wereld over geweest. Een scheepskok is de hoop van iedereen. Voor zeemannen maakt het niet uit wie hun kapitein is, het eten is het belangrijkste op een boot. Ik heb 22 jaar gevaren. Het verdiende niet veel, maar in plaats van geld kreeg ik er iets anders voor terug: waardering voor het leven. Hoe zwaar het soms ook was.
Mijn vader had vroeger nog tegen mij gezegd: 'Ga naar school, ga niet naar de zee.' Maar het was mijn lot. En ik denk dat ik anders nooit zoveel respect voor mijn vader had kunnen hebben. Het is een hard leven op de zee. Je bent nooit thuis. Je hebt altijd heimwee. Natuurlijk zijn er aan elke kust vrouwen, daar mag ik niet over klagen. Maar ik had geen thuis, wel een huis in Holland. Maar zonder de zon en mijn moeder. Nederland was niet mijn land, misschien dat ik daarom voor de zee heb gekozen op mijn zeventiende.

De mensen waren vriendelijk, maar anders, in Nederland. Ik werk nu voor Stichting Avanço, een organisatie die de belangen behartigt voor Nederlandse Kaapverdianen. Bij de stichting hoort ook een televisiezender. Ik presenteer daarvoor. Die zender heet Morabeza. Dat woord bestaat niet in de Nederlandse taal. Het betekent vrolijkheid, geven, gastvrij; het is een verzameling voor al dat soort woorden. Het is kenmerkend dat zo'n woord hier niet bestaat. Nederlanders zijn toch meer als het weer.
Ik denk veel aan Kaapverdië. Elke dag luister ik naar de Kaapverdiaanse radio en kijk ik naar Morabeza. Volgens mij gaan veel gesprekken bij allochtonen thuis over het land dat ze hebben verlaten. Ik heb al vijfendertig jaar heimwee. Toen ik zeventien jaar na mijn vertrek uit Kaapverdië weer terugging, heb ik heel veel moeten huilen. Mijn moeder wilde dat ik bleef, maar intussen had ik hier ook wortels. Ik zat tussen twee landen in.

Later wil ik wel in Kaapverdië gaan wonen. Maar niet op mijn zeventigste. Van die leeftijd willen ze in Europa de nieuwe pensioensgerechtigde leeftijd maken, maar dan is een mens al driekwart dood. Dan loop je krom. Ik wil niet krom lopen onder de zon. Ik werk al vanaf mijn zeventiende. Dan is zestig ook een mooie leeftijd om te stoppen met werken.
Voor Stichting Avanço werk ik vijf dagen in de week. Ik doe het graag, maar in mijn gebeden vraag ik om een mooie oude dag in Kaapverdië. Niet op mijn zeventigste. Ik houd van muziek. Ik wil later gitaar spelen en zingen op het balkon van mijn huis in Kaapverdië. Een collega van Stichting Avanço vertelde over het Euro+ Songfestival. Hij vond dat ik mee moest doen. Ik wilde graag optreden en won de voorronde en mocht naar de grande finale in De Doelen in Rotterdam. Het was mijn verjaardag. Ik won."

Daniel Santos kijkt naar de posters, vlaggen en foto's. Ze hebben allemaal Kaapverdië als thema. "Kun je het lied zingen waarmee je hebt gewonnen?" vraag ik.
Santos krijgt een lach op zijn gezicht. Hij pakt zijn gitaar en vertelt dat het lied over zijn land gaat, over de tijd dat hij jong was en alles wat hij heeft achtergelaten. Sodade. Tijdens het zingen houdt hij zijn ogen dicht. Ik vraag me af wat hij allemaal ziet. Misschien de zee, misschien de zon. Misschien zijn moeder.