Esma Moukhtar

Desert Cloud

Verslag van Lost & Found Geosphere I op 11 juni, een avond voor verdwaalde beelden en geluiden in het Theatrum Anatomicum.

Tijdens de inloop op het scherm zien we de leader van Kummer & Herman die ook de uitnodiging ontwierpen: een simpel ogende animatie waarin het woord GEOS/PHERE, verdeeld over twee roterende en in uit elkaar bewegende cirkels, zich vormt tot een papieren schaalmodel van een planeet.
DJ Baba Electronica draait levendige, sferische muziek; laat ik het ‘environmental beat’ noemen. Samen met Jonas Ohlson als DJ Lonely treedt zij ook op onder de naam babaelectrolonely.
Julia van Mourik legt zoals altijd uit wat we moeten doen en laten, wijst ons op de nooduitgang – dit keer iets specifieker dan anders – en herhaalt alles in het engels voor die ene persoon die het niet heeft verstaan. De avond, die in het teken staat van de geosfeer en van wat er op aarde aan klimaatvervuiling, afval, oorlog en ander gewemel of geweld plaatsvindt, is mede samengesteld door Misha de Ridder.

Vergroot

Desert Cloud, Graham Stevens, 1974, 16mm, 18 min.jpg - Julia van Mourik

Misha laat een trailer zien van de film Under Fire uit 1983. Daarin voert fotograaf Russel Price, gespeeld door Nick Nolte, een gevaarlijke journalistieke en politieke strijd rond president Samosa, tijdens de revolutie en burgeroorlog in Nicaragua in 1979: oorlogsjournalitiek uit Hollywood waarin de fotograaf de grote held is. We vragen ons af hoeveel oorlogsfotografen zich door Under Fire hebben laten inspireren.

Oorlogsdagboek
Een beroemde oorlogsfotograaf zonder speelfilm maar mét een trailer is Stanley Greene. Van hem zien we de eerste book trailer, op YouTube. Black Passport vertelt het verhaal van een fotograaf die vooral in de mode werkzaam was, en die na een verbroken relatie een radicale beslissing neemt: “Instead of becoming an alcoholic I decided to go war shooting”.
Als uit een machinegeweer worden razendsnel beelden afgeschoten. Nog net is zichtbaar dat het niet alleen oorlogstaferelen en slachtoffers betreft, maar ook portretten van soms naakte meisjes. De trailer suggereert al dat Black Passport geen verzameling ‘world press-werk’ is, maar eerder een persoonlijk dagboek, dat ruim 30 jaar beslaat, verspreid over o.a Parijs, Rwanda, Tjetsjenië, Irak, San Fransisco, Afghanistan, Libanon en Darfur.
Vormgever Teun van der Heijden, hier aanwezig, werd een paar jaar geleden door Greene benaderd met een voorstel. Van der Heijden stemde toe, maar stelde zich iets anders voor dan zomaar een catalogus. Hij vroeg Greene of hij wilde meewerken aan een meer biografische benadering. Via gesprekken en briefwisselingen vertelde Greene over zijn leven, uiteenlopende reiservaringen, anekdotes en korte teksten, die bij elkaar een verhaal, als een soort voice over, naast of doorheen de foto’s vormen. Op die wijze is het boek uiteindelijk ook vormgegeven: een even monumentaal als persoonlijk document in foto’s en teksten. Het laat zich lezen en bekijken als een gestolde film die het midden houdt tussen documentaire en essay.
De trailer, die op het net een eigen leven is gaan leiden en onderwerp vormt voor diverse blogs, heeft zijn werk goed gedaan; het boek is in de meeste landen waar het is uitgekomen bijna uitverkocht. Maar wat nu van zo’n boek te denken? Die gruwelijkheden vermengd met schoonheid… We spreken met Van der Heyden over wat de oorlogsjournalistiek voor Greene betekende, en waarom de keuze voor deze vorm, en de ambigue inhoud gemaakt. Hij vertelt dat Greene, als zovele anderen die in oorlogsgebieden hebben gewerkt, verslaafd raakte: oorlog brengt je terug tot de essentie, alles staat op scherp, er is geen twijfel mogelijk. Het is niet zozeer thrill seeking, de meesten blijven ook echt bang – het is eerder de behoefte aan een duidelijke zin of kern
Een oudere man in de zaal roept iets over concentratiekampen, maar daar probeert Van der Heyden beleefd niet op in te gaan door de geloofwaardigheid van Greene te verdedigen: hij trok zich de verschrikkingen die hij zag aan, maar zag daarnaast ook de schoonheid van mensen, en de realiteit van wat zich in een club, kamer of bed afspeelde was niet minder waar of echt dan die van de oorlogen: het is de dubbelheid van zijn realiteit die in beeld is gebracht, en die dus ook uit dit boek spreekt, hoewel de oorlog domineert.

Absurd oorlogstheater
De oorlog kan in een gebied ook heel afwezig lijken. In The Theatre of War zien we een groepje soldaten, zittend aan de rand van een leeg zwembad. Naast wat puin ligt er een plas water waarin de blauwe lucht wordt weerspiegeld. Het bad ligt in een woestijnachtig landschap, met in de verte hier en daar een pluk groen en er klinkt Islamistisch gezang. De soldaten houden waarschijnlijk de wacht en vervelen zich zichtbaar suf. De één hangt voorover, de ander laat zijn helm naar alle kanten bungelen, de volgende kijkt omhoog en steekt zijn hand op naar de camera, maar het kan ook zijn middelvinger zijn.
De camera zweeft als een afstandelijk oog, als een geest over het landschap met de figuren in soldatenpak, zoekt de ruimte af, glijdt langs een paar muren en houdt dan stil: einde.
De jonge fotograaf Richard Mosse ging naar Irak om te filmen. De soldaten, vertelt hij ons via skype, hingen daar om hem te beschermen tijdens het filmen bij het voormalig paleis van een broer van Saddam Hoessein. Zijn film toont ons dus vooral de door de soldaten mogelijk gemaakte gelegenheid om daar te filmen, wat het resultaat tot een absurd stukje theater maakt.
Juist vanwege de locatie, was het erg lastig om zich te accrediteren, vertelt Mosse verder. Hij zou verantwoordelijk zijn voor allerlei toestanden die zich zouden kunnen voordoen, en waartoe de autoriteiten hem blijkbaar in staat achtten, lacht hij. Uiteindelijk lukte het hem via een faculteitsblad van de universiteit waarvan hij ooit redactielid was geweest.
Iemand in de zaal vraagt of hij zichzelf beschouwt als oorlogsfotograaf. Wel, antwoordt hij, droog, als je foto’s maakt in een land dat in oorlog is, ben je vanzelf oorlogsfotograaf.

Bijna onzichtbare steden
Een overwegend wit beeld toont een vage skyline, als in dichte mist gehuld. Ik herken er de zuidpunt van Manhattan in, nog mét de Twin Towers, gezien vanaf de ferry naar Staten Island. Het licht lijkt tijdens de ‘film’ haast onmerkbaar te veranderen, maar ook dat kan een illusie zijn; een gevolg misschien van het staren naar zo’n stil beeld.
Yvonne Lacet maakte deze film in Berlijn. Ze liet zich inspireren door Onzichtbare Steden van Italo Calvino, zegt ze. (In dit boek gaat het om nauwelijks voorstelbare, fictieve steden als personages met geheel eigen karakters en fantastische architecturen en gebruiken, waarover Marco Polo vertelt aan de keizer; steden die hij tijdens zijn reizen had ontmoet. Calvino voerde dit idee van Polo’s reisverslag op tot een eigenaardig en heel beeldend type literatuur waar veel kunstenaars naar verwijzen of uit citeren.)
Lacet bouwde haar stad op uit papier in haar studio, en filmde deze‘maquette’. De kleine veranderingen in het licht veroorzaakte zij zelf.
Waarom zo’n bekende, voorstelbare stad als New York genomen, vraag ik haar. Maar dat heb ik er dus maar in gezien; het is een willekeurig opgebouwde skyline, zegt Lacet.

Zichtbare vuilnishopen
In Caïro wonen 20 miljoen mensen, de lucht is vervuild, het kan er enorm stinken, het lijkt soms wel één grote vuilnisbelt. Fotograaf Marnix Goossens verbleef er een aantal weken om, zoals hij vertelt, op zoek naar “uiteenlopende decoratieve motieven” op straat. Maar het bleek erg ingewikkeld om op straat te fotograferen. Goossens werd steeds door politie aangesproken, in de gaten gehouden, aangezien voor misschien wel een spion, en daarbij was er ook veel geheime politie, dus het fotograferen in de publieke ruimte werd hem min of meer onmogelijk gemaakt. Aan de andere kant, zegt hij, ben ik ook niet zo heel goed in het meteen zien en vastleggen van iets moois, daar heb ik geloof ik niet zo’n sterk gevoel voor. Ik kan een zonsondergang zien en fotograferen, of een opgang, kijk – hij laat ze zien – maar verder moet ik het toch ook een beetje van de enscenering hebben.
Omdat het op straat niet zo lukte, en ook door de enorme hoeveelheid indrukken die zo’n heftige stad op je achterlaat, voelde Goossens zich genoodzaakt om vooral veel binnen te zijn en daar dan maar dingen uit te proberen. Soms kwam hij iets tegen op straat wat hij naar zijn hotelkamer meenam om er daar verder mee te knutselen.
Het leverde een serie stillevens, vuilnislandschappen en zelfportretten op die de gekte van de stad en de invloed daarvan op de fotograaf aardig weergeven. We zien een selectie: een stoel op een tafel (om iets aan het felle TL-licht in zijn kamer te doen, vertelt hij erbij); Goossens met een motorhelm op, op een te klein ezeltje (hij vertelt, terwijl we niet kunnen ophouden met lachen, hoe lastig het was die ezel te strikken, en hoe vreemd deze foto uit te voeren, ergens op een heuvel, met verwonderde Egyptenaren om hem heen); een dakterras als vuilnishoop met geiten die karton eten… Bij deze laatste foto merkt hij op dat sommige delen van Caïro nogal sterk op oorlogsgebied lijken.
En verder een foto van gestapelde sigattendoosjes in de vorm van een pyramide; een fles Gin die Kin heet; een gevonden, alien-achtig wezentje dat, naar mijn idee, een beetje op hemzelf lijkt; een opengewerkte watermeloen op de lakens van zijn een bed (die doet denken aan de Wayward Cloud van Tsjang Ming Liang; Goossens half in rekverband gewikkeld als een mummie; en kamelenkadaver op een kar, waarbij de snijwonden op de gevilde huid van het dier een rijm aangaan met de in het hout gekerfde motieven van de kar; een stuk plastic met bloemmotieven; verkreukelde en geërodeerde posters met afbeeldingen van de alpen; covers van blaadjes over Egyptische bodybuilders; een zelfportret met masker van Munchs De Schreeuw en nog een Goosens met motorhelm, dit maal banjerend door de Sinaï-woestijn.
Het is te zien welke rare dingen een stad met je kan doen, als je je er zoals Goossens, geheel aan overgeeft. Die openheid, naast de straatpolitie en de ‘Kin’, zal hebben geholpen om de gebruikelijke, inwisselbare straatreportages die iedereen maakt in zo’n stad, of je nou kunstenaar. journalist of toerist bent, níet te maken, en juist al het opgedane mee naar binnen te smokkelen, daar verder uit te werken, om te vormen, en op het melige af naar zich toe te halen. Goossens toont met zijn professionle ‘geknutsel’ een lucide staat van waarnemen, ronddolen en vooral hangen in een hotel, die het private ontstijgt, zonder aan die soms lullige of hilarische knulligheid te verliezen.

Een meisje
Emilio Novani, die vlak na zijn opening bij Outline in De Waag aanwezig is, maakte een portret van een meisje. Het idee, vertelt hij, was het begin, maar het resultaat is meer iets daarna, of ertussen… - huh?
We zien een model dat waarschijnlijk bij de casting van L.A. Raeven te licht bevonden is, dat wil zeggen nog net te zwaar wegend voor hun doeleinden. Het meisje beweegt zich een beetje wezenloos, zoals door de tweeling beproefd, in tenue van wit hemdje dat de fragiele schouders en armen blootlaat en te ruim vallende spijkerbroek, in een soort klaslokaal met afgedekte ramen. Ze neemt wat posities in, afstand nemend en dichterbij komend, en daarvan zien we de gemonteerde stills. That’s it. Het is een beeldschoon meisje, nog nét.

PAUZE met Baba Electronica, de bar van Bart met echte Gin, en buiten roken.
Op het scherm live verbinding met de onderwatercamera bij het olielek van BP in de Golf van Mexico.

Wolken en vervuilde lucht
Na de pauze probeert Julia via skype ‘landscape abstractionist’ Marie Jager te bereiken, maar we liggen achter op schema, dus het is mogelijk dat Marie ondertussen een boodschapje is gaan doen. Daarom kijken we eerst naar een serie foto’s 'Clouds That Look Like Things', verzameld door The Cloud Appreciation Society. Foto’s van wolken waarin iets te herkennen valt. Het is bekend dat iedereen geneigd is om in abstracte vormen, vlekken en formaties iets figuratiefs te zoeken en vinden, maar deze vondsten zijn wel heel frappant: een hartje; een pijl boven een berg (you are here); een puntgaaf vraagteken; een mannelijk profiel met wilde haren; een reus die aan komt zetten; een vliegtuig of is het een kernraket? Enzovoort.
Na een paar foto’s steekt er een gejoel op uit de zaal: photoshohop! Het is lastig tegenwoordig: wat we aanzien voor werkelijk is bewerkt, en deze wellicht waargenomen wolken en onbemiddelde snap shots worden voor gefotoshopt aangezien.
Te bewijzen of te ontkrachten valt er niks. Het spoort hoogstens aan om met de eigen kop in de wolken te speuren naar wolkenformaties die verdomd veel lijken op…

De skype-ringtone gaat af, Marie Jager calling. Julia laat eerst rustig de wolken voorbijtrekken, en neemt dan op. Hello Marie! Ja ik dacht ik weet ook niet meer hoe laat we nou hadden afsgesproken dus ik was even weg maar eh… Helloooo vanuit de zaal, en zwaai eens even Marie. Ze zwaait, maar kan ons niet zien, en evenmin ziet ze de slides van haar ‘schilderijen’ bij ons op het scherm geprojecteerd. Maar Julia beschrijft deze, zodat Jager er bij kan vertellen wat we nou eigenlijk zien.
Beschrijvingen van canvas, met sporen van vuil, uitlaatgassen, wind en regen. De ene keer lijkt het op een vage landkaart, dan weer op een… Rothko! Roept iemand terwijl ik het denk, vanuit de zaal, bij twee vlakken als raampjes onder elkaar – het doek had bij twee roosters had gehangen. Er is een serie met uitlaatgassen die vrijkomen bij het starten van een auto. We zien meerdere resultaten op basis van verschillende auto’s en brandstoffen. Jager weet per foto exact uit te leggen wat we voor ons hebben. Ze is specialist in de visuele representaties van brandstoffen en uitlaatstoffen geworden, lijkt het.
Ze liet stukken canvas soms maanden hangen in de buurt van een fabriek of snelweg, of ze plaatste doeken voor startende auto’s. Op deze manier ving ze het effect van vervuilende stoffen op doek, spande ze op en stelde ze tentoon. Zo ook verkleurde parkeervergunningen, plattegronden en luchtfoto’s van Los Angeles. Ze tonen als een soort ‘geholpen’ ready mades de sporen van het urbane klimaat. Een vervuilde omgeving met pictorale kwaliteiten waar je als schilder jaloers op kunt zijn.

Desert Cloud
Een paar jaar geleden was in het Centre Pompidou in Parijs een tentoonstelling te zien met daarin een werk van de Britse architect (en inmiddels ook advocaat) Graham Stevens. Als een soort landschapsarchitect/uitvinder ontwierp hij 1972 een wolk die in de woestijn regen kon maken. Er zit heel veel vocht in de woestijnlucht, maar die komt door de wind niet tot stilstand, redeneerde Stevens. Door van warmtevasthoudend materiaal een enorme, soort vliegerachtige constructie te maken, die eenmaal opgelaten in de lucht op een bepaalde plaats kon blijven hangen, zou er vanzelf regen kunnen ontstaan. Stevens is speciaal voor Lost&Found opgespoord en overkomen, en we kijken naar zijn film 'Desert Cloud'.
We zien een jonge Graham hollend door het zand, in de weer met zijn wolk, aan de touwen trekkend om ‘m op te laten, met Bach op de achtergrond. En uiteindelijk regen.
Er spreekt behalve een sublieme schoonheid ook veel optimisme uit de beelden, die zijn ingebed in een kritische documentaire over de manier waarop wij met brandstoffen omgaan.
In het gesprek dat Julia met Stevens voert, vertelt hij dat na dit project er vele mogelijkheden leken en zelfs plannen om kassen aan te leggen in de woestijn, maar hij werd op allerlei manieren tegengewerkt. Onze hele maatschappij zit opgesloten in een bepaald gebruik van fossiele brandstoffen, zegt hij, er is geen ontsnappen aan. Politiek-economische structuren maken het lastig, onmogelijk eigenlijk, om alternatieven te realiseren. En nu is het nog vele malen actueler en urgenter dan toen, meent Stevens en nóg worden mogelijkheden simpelweg geblokkeerd, terwijl er zoveel zou kunnen! Men investeert liever in nucleaire energie. Het is een politiek probleem, met tegenwerkingen tot aan de Secret Service toe.
Als advocaat ondervond hij hoe weinig beelden eigenlijk te zeggen hebben. In het recht draait alles om het woord, zegt hij: “ the image has no intrinsic value”. Een film als 'Desert Cloud' kan ons hier bewijzen dat er regen gemaakt kan worden in de woestijn, maar in de strijd tegen de partijen die hier niet aan willen, zijn het maar beelden; is hooguit ‘kunst’.
Stevens, die toch diep gefrustreerd moet zijn ondertussen, praat kalm en beminnelijk, en hij lijkt met al zijn geduld de strijd nog lang niet te hebben opgegeven.

Tot slot de animated gif 'Who’s afraid of earth, wind and fire' van Laura Brothers!

Meer over de aarde in Geosphere part II, op 3 september.