Esma Moukhtar

Rotterdamse editie van Lost & Found

Verslag van een avond voor verdwaalde beelden en geluiden in het Schieblock in Rotterdam

Lost & Found is te gast tijdens het International Film Festival Rotterdam op locatie aan de Schiekade, waar de webwerkplaats Limboland zich in 3D presenteert.

In de voorruimte, op de begane grond, zijn een ‘pop-up’ bar en restaurant geïnstalleerd, waar we vooraf wat kunnen eten en drinken. Iets na negen uur wordt omgeroepen dat de avond nu echt gaat beginnen en dat ook wie niet speciaal voor Lost & Found gekomen is, voor slechts 5 euro in de achterzaal een plekje kan zoeken, voor een bijzondere avond met verdwaald beeld en geluid

Vergroot

Leni as Junta Das Blaue Licht -

Achter een piano speelt iemand op eigen wijze iets wat zich laat herkennen als Glassworks van Philip Glass, overgaand in een vrije versie van het Canto Ostinato van de Nederlandse componist Simeon ten Holt. Van die lekkere muzak waar je gewoon doorheen mag praten. In het publiek bevinden zich enkele vaste Amsterdamse bezoekers, maar het merendeel bestaat uit Rotterdammers.

Julia van Mourik stelde deze avond samen met Sasker Scheerder, die zijn Rotterdamse connecties heeft. Om te beginnen de pianoman. De piano waarop hij speelt werd gevonden in de kelder van de ruimte waar we ons bevinden. Sasker vond de bespeler van het oude, na 25 jaar wat ontstemde instrument, in Roeland Doesburg, die doorgaans studenten op de dansacademie begeleidt. Vanavond zal hij de verschillende bijdragen aan elkaar pingelen. Later blijkt dat hij het liefst ook tijdens de bijdragen doorspeelt.

De uitnodiging voor deze avond is, hoe toepasselijk, de verloren geraakte flyer van de vorige aflevering. De doos met camouflage prints die was zoekgeraakt in de post, werd teruggevonden. Met een speciaal gemaakte stempel is met rood de aankondiging van deze aflevering afgedrukt, over de tekst van de vorige heen.

REZA ZINGT
Eerste fragment in het programma komt van Maher Al Sabbagh. Hij zou hier bij ons zijn, maar zijn oppas heeft op het laatste moment afgezegd, dus er wordt met hem gebeld via skype. Maher kijkt wat confuus in en langs de camera, sigaret tussen de lippen. Er volgen wat niet verstaanbare zinnen en gebaren, tot Julia hem opdraagt naar ons te zwaaien. Hij zwaait en we joelen naar hem terug. Nog steeds wat ongemakkelijk vertelt ie dat we een deel uit zijn nog onaffe film over de parfumroute gaan zien. Een project waar hij al heel lang aan werkt.
Een Iranese man en een klein meisje zitten in een tuin waar goudsbloemen groeien die worden geperst tot olie om te worden gebruikt voor parfums. De man zingt. Hij zingt aan een stuk door. De zanglijnen lijken meerdere stemmen te vertegenwoordigen, alsof het een dialoog is, tussen verre geliefden misschien, maar dan vertolkt door Reza alleen.
Af en toe lopen andere mannen het beeld in, die zich van het geheel niks aantrekken, ze doen hun werk. Reza zingt door, hij kent het allemaal uit zijn hoofd en geeft een performance weg alsof ie op TV is.
Er wordt nog eens contact met Maher gezocht, om als eerste te vragen: wat zingt deze man? “Dat weet ik zelf eigenlijk ook niet”, zegt Maher, maar het schijnen liederen te zijn uit het gebied van de Noord-Kaspische zee. Het fragment is een fractie van een veel groter geheel. De parfumroute is lang. “Wanneer is die film eigenlijk af?” vraagt Julia. Maher vermoedt dat het dit, vanwege problemen met de financiering nog wel even kan duren. Eind 2012 hoopt hij hem in z’n geheel te kunnen laten zien.

EEN SPOOK OP ZOLDER
Zoals bloemenplukkers zonder ophouden kunnen zingen, kunnen geesten spoken.
Op de zolder van celliste Nina Hitz voelde het niet pluis. Bij navraag bleek daar een man zich te hebben verhangen. Ze durfde er zelf nooit te slapen. Wel liet ze haar gasten er verblijven. Sommigen hadden het ook gevoeld, en een enkeling zelfs heel sterk.
Ze nodigde trombonist Hillary uit en die raadde haar aan de boel op te ruimen, plaats te maken voor haarzelf. De geest moest misschien worden verdreven, en waarom dit niet met muziek proberen.
Hitz en Hillary hebben urenlang op die zolder geïmproviseerd, met cello en trombone.
Ze spelen hier nu samen en proberen te reproduceren wat zij destijds hebben laten klinken.
Het klinkt ‘spooky’, bezwerend, maar ook als weemoedige afscheidsmuziek. Een grillige melodie die het spook misschien heeft doen afdruipen; herkenning voelend, en instemmend. De vraag die rest is of de geest toen is weggeglipt of zich juist heeft opgekruld en in een hoekje van die zolder stil is gaan liggen, onhoorbaar naneuriënd, zonder daarbij bewoners of gasten te verontrusten.

HOE VOGELS KLINKEN
Ook vogels kunnen zingen. Maar op wat zij zingen kunnen weinigen een peil trekken. Jan Hanlo probeerde het ooit simpel samen te vatten met een gedicht over de mus, en dat gaat van Tsjilp-tsjilp, tsjilpstilp- tsjilp (...) etc.
Anders dan het nabootsen van het geluid van een vogel die op zijn beurt misschien ook weer iets nabootst, heeft beeldend kunstenaar Toine Horvers geprobeerd om het zingen van vogels te vatten in zinnen die de geluiden beschrijven. We zien een foto van een bos. Bomen, struiken, een pad. Een boom in close-up. Een bosrand van een afstand. Romantische plaatjes van groen en dauw waarin de lichtval en de nabijheid steeds iets verschillen. Horvers pakt de microfoon en beschrijft toonhoogten die zich herhalen, die opeens verspringen, over ongeordende klanken, soms onhoorbaar hoog. Zo ontstaat er een soort ‘metaklankgedicht’ dat op de seconde weergeeft wat er in de waarneming van die klanken kan worden omgezet in een taal die wij spreken. Taal om ‘objectief’, op het wetenschappelijke af, weer te geven wat er te horen valt. Geen subjectieve interpretatie, maar droge constateringen van feiten. Hoog, laag, hard, zacht, en alle overgangen daartussen, inclusief stiltes. De weergave van wat er in een minuut te horen was, kost hem ruim tien minuten.

LENI’S LEGENDE
De romantiek van de foto’s van Toine Horvers zien we terug in de veel oudere beelden van boslandschappen uit haar eerste films, 1932, van Leni Riefenstahl. Das Blaue Licht is gebaseerd op een legende uit de Dolomieten, waarin een geheimzinnig blauw licht, afkomstig van kristallen, de mannen van het dorp naar de bergtop lokt. Junta (Leni), die leeft bovenop de berg, stort zich, na een opeenvolging van noodlottige gebeurtenissen en verraad, uiteindelijk naar beneden. De film is fantastisch geregisseerd en gespeeld door de jonge Riefenstahl, die op dat moment van het nationaal socialisme nog weinig wist. Hitler moest ze nog gaan ontmoeten. Ze werkte voor deze film, waarvan we een aantal beeldschone fragmenten zien, samen met Bela Balasz. En hoewel zonder credits, naar het schijnt ook met Carl Meyer, de scenarist van de Duitse expressionistische film Das Cabinet des Dr. Caligari van Robert Wiene.
Gabor Altorjay, die via een verre oom met Balasz verbonden is, vertelt ons hoe het destijds gegaan zou kunnen zijn. Zo speculeert hij over de verhouding tussen Bela en Leni, en hoe onvermijdelijk het was dat een liefde, of iets anders, zich zou ontwikkelen. Die mannen waren maanden bezig in die bergen, en zij was de enige vrouw in de crew. We stellen het ons voor en een collectieve lach slaat om in een beschaamde zucht. Die oude Bela had haar wel willen meenemen naar Moskou, maar ze bedankte. De vraag is hoe het met haar carrière was verlopen als zij wel met hem was meegegaan en niet naar Berlijn.

PAUZE in de pop-up bar met plaatjes van DJ Prins Lawrence

ZES MAAL NEERGESTOKEN ONDER DE DOUCHE
Jeroen Offerman waagt zich momenteel aan een opmerkelijke bewerking van een klassieke filmscène: de moord met messteken vanachter het douchegordijn uit Hitchcock’s Psycho. Zovelen gingen hem, op de een of andere manier voor. Douglas Gourdon rekte de film uit tot 24 uur en Gus van Sant maakte een remake.
Offerman isoleerde die ene scène, en laat hem naspelen. Eerst door een actrice, daarna stapt hij zelf in die badkamer, en er zullen nog anderen volgen. Andere lijven, uiteenlopende gezichten en leeftijden die keer op keer hetzelfde ondergaan.
Zijn idee is om de scène, door hem te herhalen, door te kopiëren en variëren, uiteindelijk te ‘deconstrueren’. De kijker zal, hoopt hij, na de zoveelste versie niet meer kijken naar de gebeurtenis op zichzelf – die verrast of schokt niet meer. Wie blijft kijken zal steeds meer zien, door de vertrouwde beelden heen, hoe de sequentie eigenlijk is geconstrueerd. Bepaalde details gaan opvallen, of er ontstaat een bewustzijn voor iets wat binnen een narratieve spanning je meestal ontgaat. Hij had het, zegt hij, met elke andere scène ook kunnen doen, maar juist deze zit zo sterk in ons collectieve geheugen, zelfs als je de film nooit hebt gezien.
Iemand vraagt waarom maar zes keer, en niet honderd keer.
Offerman legt kalm uit dat het al heel veel werk is. Hij laat ook beelden zien van de set, die op zichzelf al een installatie is, met een ‘voorkant’ die op een werkelijke badkamer lijkt, en de achterkant die iets anders verraadt; een verwijzing naar de belichte en duistere kanten van de ruimte, en de sfeer die zo typerend is voor deze scène.
Iemand uit het publiek springt naar voren om opgewonden te vertellen hoezeer het werkt voor hem. Hij ging ineens zien hoe een toefje haar dat bij het ineenzakken van het lichaam waarop wordt ingehakt, boven het hoofd van het personage een patroontje vormt op de badkamertegels. In de herhaling werd dat een ding op zich waarop zijn oog nu pas echt viel.
Het is een ‘work in progress’. Voorlopig is Offerman nog wel even bezig met herhalen en deconstrueren. Niet zozeer de film is het product, maar alles bij elkaar en er omheen: het hele proces. En om daarvan een tentoonstelling te maken is zijn voornemen.

ARF (KLINKT ALS) ARF
Marcus Bergner is een sound poet. Samen met Toine vertolkt hij voor ons zoiets als spoken word/sound poetry, waarin willekeurige zinnen en flarden van dialogen worden opgevoerd in een droge, geconcentreerde performance. De woorden gaan, doordat ze niet tot een betekenis of afloop voeren, steeds meer als klanken een eigen leven leiden. Deze demonstratie vormt een inleiding op de vertoning van een 16mm-film die Bergner in de jaren ’90 maakte. Arf Arf is een portret van een groep Australische dichters die zich vol overgave storten op experimentele, futuristische of dadaïstische aandoende klankpoëzie. Het is moeilijk voor te stellen dat dit niet de jaren ‘6o zijn.
We zien hoe blanke Australiërs het primitieve in zichzelf naar boven roepen, zingen en murmelen. Een tandeloze mond met rijkbebaarde kin, een volle vrouw die op het hysterische af met haar hele lijf schudt, mensen die door elkaar roepen en rennen – bij vlagen zo expressief en uitgelaten dat het doet denken aan exorcisme.
Voor Bergner, als oude man nog steeds actief, werkend op afstand met zijn collectief aan een sound poetry novel, lijkt de poëzie zoals hij ‘m het liefst hoort, nog springlevend. Misschien is dat ook wel zo, of houdt hij haar in elk geval in leven. We zitten hier niet halverwege de vorige eeuw in een donker achterafzaaltje in de East Village, maar in een zaaltje in Rotterdam in 2011 naar Arf Arf te kijken en te luisteren, en op wat gegniffel na, gaan we sprakeloos in de klankorgie op.

ACHTER KELDERDEUREN
Cindy Jansen uit Rotterdam laat haar nieuwste film zien. Deze is net af, nog niet eerder vertoond, dus we hebben een première. With Love gaat over mensen, over lichamen die zich onderwerpen aan een meesteres. Jansen filmde in een professionele SM-kelder.
Het resultaat is een abstract en toch indringend, verstild geheel dat niet documentair heeft willen zijn. Het geluid loopt zelden parallel met het beeld en ook in de kadreringen en de montages lijkt het niet om een letterlijke weergave te gaan. We zien geen representatie van wat er precies gebeurt. Geen logica van handelingen en gevolgen, maar een impressie van de sfeer, de lading, de pijn, de onderwerping en de lichamelijkheid van de rituelen.
De materialiteit van de film zelf, de vorm, versterkt dit. Het schokken van een hand of arm, een lichaam dat stil op een bed lijkt te liggen, vastgebonden, blijkt na beter kijken te trillen, te sidderen. De koele, dominante blik van de meesteres wordt afgewisseld met een voorovergebogen figuur op de grond. Niets is echt scherp, veel blijft onduidelijk, en toch bekruipt je een sterk gevoel van, ja van wat? De zintuiglijkheid, de esthetisering van het getoonde, en de keuze voor de abstractie maken dat je geen afstand neemt van iets waar je toch al ver van af staat, maar dat je toegang krijgt tot deze intimiteit.
Iemand uit het publiek ervaart het dan weer zo: hij zegt dat de beelden, door hun rauwe esthetiek, doen denken aan de monitoren van bewakingscamera’s, waardoor hij het gevoel krijgt stiekem mee te kijken, als een voyeur. Hij vraagt haar of ze dit bewust zo heeft gedaan. Jansen legt uit dat ze de HD-film wel bewust ‘kapot heeft gedraaid’ waardoor het beeld grover is geworden, maar nee, het was niet de bedoeling jou je een voyeur te laten voelen. Wat ze wilde is ons dingen laten zien die je niet zomaar ziet.
Ze vertelt dat ze schoonheid heeft gezien. Die zag ik ook. Zelfs in het lijden, via het lichaam, zie je een mentale overwinning, een bepaalde soevereiniteit die ontroert. Het heeft misschien iets te maken met de transgressie waarover ook George Bataille schreef.
Op een andere vraag uit het publiek, of ze het niet jammer vindt de ‘echte ervaring te missen omdat ze met haar aanwezigheid plus camera de situatie wellicht beïnvloedt of zelfs remt’, antwoordt ze dat ze er zonder camera niet bij had kunnen en willen zijn. Ze is getuige en voyeur tegelijk, maar ze kan zich achter haar camera ook terugtrekken, zich beschermen. Wat haar interesseert is in hoeverre er zoiets als vrije wil bestaat in dergelijke situaties, en hoe die kan worden opgerekt. Dat wilde ze observeren. Soms gebeurde het dat iets haar shockeerde, en kostte het haar weken voordat ze weer terug kon gaan naar die plek.
Er komen vragen op over de fysieke omstandigheden, en wat er dan allemaal gebeurde. Daarop expliciet ingaan doet ze, integer, niet. Maar ze merkt op dat, hoe abstract de film ook is, de gesprekken erover vaak heel concreet zijn. Dat With Love die uitwerking heeft bevalt haar.

DE GEOMETRIE VAN CIRKELS OP GLASS
Wie eind jaren ’70 oud genoeg was om de complexiteit van Sesamstraat te bevatten, kon zich toen vergapen aan de hypnotiserende animaties, waarin je iets werd wijsgemaakt over de eigenschappen van cirkels. De aantrekkingskracht van die filmpjes zal ‘m ook gezeten hebben in de muziek die Philip Glass er voor componeerde. Het minimale en repetitieve karakter ervan, maakte dat je naar die cirkels kon blijven kijken tot je er tureluurs van werd. Het was zo’n hit dat Sesamstraat ze tot ’94 heeft uitgezonden.

SLOTAKKOORDEN!!!
TU-studenten uit Delft vormen de ‘post and math rock band’ Me Like You. Ze spelen in de bar, hard en snel en veel en lang. Je wilt niet dat het ophoudt en je wilt niet weg. Maar om de laatste trein te halen die geen eindeloze omweg maakt, moet je soms voor het einde wegwezen. Ik vermoed dat Me Like You tot slot plaats heeft gemaakt voor Prins Lawrence die al een tijdje stond te popelen om zijn dansplaatjes te draaien.

Dus zo was Lost & Found, vanuit Rotterdam aan de Schiekade.
Volgende keer weer vanuit de Waag, aan de Nieuwmarkt in Amsterdam.
Het Lost & Found archief