"Beter geen museum, dan een slecht museum"

Erik Schilp over NHM op Kom je ook? #FAIL

“Ever tried. Ever failed. No matter. Try again. Fail again. Try better.” Met deze quote van Samuel Becket sluit Erik Schilp zijn verhaal af. Vanaf oktober 2008 vormde hij, samen met Valentijn Byvanck, de directie van het Nationaal Historisch Museum. Nu, drie jaar later, blikt hij tijdens Kom je ook? #FAIL terug op de verwachtingen en teleurstellingen rondom het NHM.

Vergroot

Erik Schilp op Kom je ook? #FAIL - Govert de Jong

Schilp begint zijn verhaal met hoe hij drie jaar geleden enthousiast begon aan zijn functie als algemeen directeur van het Nationaal Historisch Museum. Achteraf zou blijken dat het drie verschrikkelijke jaren zouden worden. “Het is een complex proces geweest, waar geen officiële versie van te vertellen valt”, aldus Schilp.

In 2006 ontstond het idee van het kabinet om het Nationaal Historisch Museum op te richten. Vooral de jongere generatie’s in Nederland wisten te weinig over hun gedeelde geschiedenis, was de opinie. Er moest een plek komen waar zij deze kennis konden opvijzelen, het liefst in de vorm van een imposant gebouw waar de trots van Nederland tot bloei zou kunnen komen.

Schilp legt uit dat hier de eerste oorzaak van de teleurstellingen rondom het NHM ligt. De directie wilde, in tegenstelling tot het kabinet, namelijk geen gebouw als basis van het museum. Zij zagen meer toekomst in een digitale ruggengraat waarin crowdsourcing de collectie voedde van het NHM. Geen topdown, chronologisch pad langs de hoogte- en dieptepunten in de Nederlandse geschiedenis. Maar een speelse collectie waarin persoonlijke verhalen de verbinding vormden tussen Nederlanders, hun geschiedenis en elkaar.

Schilp wilde een publiekelijk debat om het NHM te ontwikkelen. Er werd een museum ontworpen van belastinggeld en dat mocht, volgens hem, niet in de achterkamer gebeuren. Schilp concludeert dat ook dit veel problemen opleverde. Door de transparantie die de directie bood, werd het NHM publiekelijk besproken, met veel kritiek als gevolg. Zowel Schilp als Byvanck kwamen uit de luwte van de provincie en vonden het moeilijk om te gaan met de media en kritiek. Schilp vertelt openhartig dat hij “minder ijdel” had moeten zijn en niet op alles had moeten willen reageren. Zijn persoonlijke mening over geschiedenis en hoe populisme en nationalisme buiten de deur gehouden dient te worden zat hem soms in de weg als publiekelijk persoon.

Het laatste deel van zijn toespraak wijdt Schilp aan zijn persoonlijke ervaringen van de afgelopen 3 jaar. Hij beschrijft de momenten dat hij wilde opgeven. De persoonlijke prijs die hij heeft moeten betalen door 80 uur per week met iets bezig te zijn waar hij niet meer in geloofde. In het publiek wordt er door sommigen instemmend geknikt. Het is moeilijk opgeven als je al zo veel hebt geïnvesteerd.

Schilps conclusie is niet zozeer dat het NHM is gefaald. Uiteindelijk zijn er mooie prestaties geleverd, volgens hem. Ondanks dat het resultaat niet voldoet aan de doelstelling van de 2e kamer destijds, is er veel geleerd en ontwikkeld. Schilp treurt niet om het feit dat er uiteindelijk geen Nationaal Historisch Museum is om te bezoeken: “Beter geen museum, dan een slecht museum”.