Esther Mannaerts

Realiteit/Virtualiteit

Participeren

Museums and the Web 2010 is in volle gang. Twitter berichten van conservatoren over hun activiteiten vullen mijn zogehete TweetDeck. Participerend binnen het sociale web is voor musea een must en de belangstelling is ook daar.
Nina Simon geeft er een workshop tijdens Museums and the Web 2010 over stimuleringstechnieken voor bezoekersparticiaptie.

Vergroot

«?», Robert Stadler’s question mark installation in Paris - Foto: Dom Dada found on Flickr Esther Mannaerts

Nina Simon schreef ook het boek The Participatory Museum, waarin zij kijkt naar Infrastructure that supports social engagements.

Zij verdeelt de participatie mogelijkheden voor bezoekers in 5 levels, die ik als volgt interpreteer:
1. Delivering content to visitors - geen participatie, alleen bezoek.
2. Some participation - op knopjes drukken, aan hendels trekken, enz.
3. Networked experience - het handelen van een bezoeker heeft invloed op de ervaring van de volgende bezoeker.
4. Networked Social interaction - dat je echt als persoon kan reageren, berichten kan achterlaten en met andere bezoekers in contact komt.
5. Collective social interaction with content - bezoekers zoeken zelf contact op met elkaar en maken actief gebruik van de expositie mogelijkheden.

Als museum bied je iets aan om naar te kijken, in je eigen tempo, met zelf uitgekozen gezelschap (of vaak zonder gezelschap) en je slaat over wat jou niet aanspreekt.

Bij een symposium is dit toch anders, de inhoud is misschien wel nog gevoeliger dan bij een museum, in de zin dat je bovenstaande vrijheid niet hebt. Je gaat uit van de kwaliteiten die de organistie je kan bieden.
In musea wordt steeds meer met installaties gewerkt die interactie insueren, zowel op voorhand via het sociale web (Kroller-Muller museum met samengestelde expositie Expose door bezoekers), een combinatie van het internet en de tentoonstelling (QI met een online game van het Tropenmuseum) ofwel interactie binnen de tentoonstellig (even een makkelijk voorbeeld: NEMO science museum).

Martijn Stevens promoveerde met zijn onderzoek ‘Virtuele herinnering. Kunstmusea in een digitale cultuur’, wat te verdelen is in drie deelonderwerpen: De presentatie van musea op het internet; de invloed van het internet op de museumpresentatie in real life; musea en internetkunst.
Het eerste en tweede deelonderwerp is waar ik mij ook op richt, maar dan net wat anders.Ten eerste is het voor een symposium, wat een heel andere format/content heeft, daarnaast kijk ik niet zozeer, maar doe ik en probeer ik daar resultaat te boeken. Misschien een geheel verkeerde aanpak, ik probeer het in ieder geval even uit.

Voor een symposium zijn de interactie momenten in eerste instantie de borrel en discussie. Kom je ook? biedt de mogelijkheid om met nieuwe contacten op de foto te gaan via de ikCam, welke dan ook meteen een contact worden op je Mediamatic profiel. De backchannel geeft mogelijkheid om meningen te geven en vragen te stellen.
Tijdens de laatste editie vond ook de MLNA date plaats, waar je je voor kan aanmelden en een blinddate hebt met een collega uit de culturele sector.

Maar er is behoefte aan meer. Maar hoe ontwikkel je een activiteit die voor iedereen interessant is of blijft, een discussie met een timer?

Ik vind het fenomeen om mensen te vragen iets te doen wat we kunnen gebruiken tijdens het symposium erg leuk. Dat motiveert denk ik ook om naar zo’n symposium toe te gaan, het prikkelt en maakt nieuwsgierig wat anderen voor input hebben geleverd.
Ik denk dat je mensen wel moet prikkelen en daarmee dus ook taken aan moet dragen, met enkel een open vraag wacht iedereen op elkaar.