Mediamatic Magazine vol 6 #1 Arthur Kroker, Marilouise Kroker 1 jan 1991

The Virtual World

8 april , 1991, Het ICA in London: we staan aan het begin van een tweedaagse conferentie over cultuur en technologie.Wanneer we de zaal betreden, rollen de klanken van Madonna ons tegemoet. Dit moet blijkbaar de openingsrede van Arthur en Marilouise Kroker zijn. Zij vormen het theoretisch koppel dat onder andere bekend is van publicaties als The postmodern Scene, Panic Encyclopedia en The hysterical Male .

Vergroot

The Virtual World - Artikel Mediamatic Magazine vol. 6 # 1

Al snel blijkt dat we hier geen academische verhandelingen krijgen voorgeschoteld, maar een heuse rap. De krokers komen met een act waarin de begrippen letterlijk aan het dansen worden gebracht. De hele woordenschat van de contemporaine filosofie wordt door elkaar geschud zodat onderwerp en presentatie prachtig ineensmelten. Paniek is niet alleen het onderwerp, de post-denkers gaan ook over tot het zaaien ervan. Praten we over het tijdperk van de simulatie? Dan gaan we nu beginnen met het napraten van onszelf! Kroker & Kroker spelen een geluidsband met hun voordracht af en proberen in de zaal tred te houden met het moordende tempo waarmee hun studiostem de hysterische uithalen van de theorie oplepelt. Het gesampelde weten verbluft de aanwezigen. Er vindt een verheviging van de bespiegeling plaats. De contemplatie kan vanaf heden ook fysiek op ons inwerken en via basdreunen onze hersenen bereiken.

Uit de 12 inch versie die Mediamatic ter beschikking werd gesteld, presenteren wij onderstaande sample oer het virtueel worden van de kunst.

En misschien niet alleen samplermuziek, en de sampler zelf, maar de transformatie van de wereld in een samplermachine: een getransistoriseerde en vervolgens gedigitaliseerde wereld van opflikkerende geheugenimpulsen, die geen ruimte innemen omdat ze niet meer zijn dan de lege quanta van geheugenimpulsen. De kille huiver van het filmscherm met van achteraf beschenen personages. Hier bestaat geen politiek, geen cultuur ook, alleen de plotseling verstrooide stroom van cybernetische pulsen. Een vreemde nieuwe wereld, bevolkt met chip-personages, waarin macht muteert in informatie en informatie op zoek is naar zijn eigen moment van exterminatie. Geen gewelddadige wereld, eerder koud en verleidelijk. En geen opgejaagde wereld – een diep inerte en vertraagde wereld, aangezien alles met een snelheid groter dan die van het licht voortsnelt naar de extatische implosie waarin de informatie haar exterminatie bereikt.

Net als de 'nieuwe wereldorde' van George Bush die, zoals Paul Virilio in De Zuivere Oorlog stelt, het leven inricht als een permanente voorbereiding op de oorlog – een drievoudige logica van strategie, tactiek en logistiek. Een oorlogmachine die, zoals in de Golfoorlog, in naam van de biologie spreekt: de hersens (Bagdad) afsnijden van de uiteinden van de zenuwcellen (Koeweit) , zoals een generaal zei: Eerst afsnijden, dan afmaken . Hier spreekt, zoals Foucault al voorspelde in De Geschiedenis van de Sexualiteit , de technologie niet langer de taal van de mechanica, maar schrijft ze zich in in het vertoog van het behoud van de menselijke soort: een teleonomische taal die eindelijk organistisch is geworden en zichzelf opvoert in medisch jargon als 'het Midden- Oosten zuiveren van besmettingshaarden'.

Evenmin een hete oorlog, maar een nieuwe vorm van koude oorlog. Een virtuele oorlog die, bijna volledig, wordt uitgevochten met kruisraketten die warmtezoekend zijn maar zelf geen warmtesporen achterlaten; die niet te zien zijn met normale oculaire waarneming, maar alleen met optische scanners die het licht van de sterren uit de koude diepten van het universum versterken; die vol zitten met chirurgische groene beelden van laser- geleide raketten, gestuurd door jachtpiloten die zelf de telematische toeschouwers van hun eigen vernietigingswerk zijn, Een scopofiele oorlog, uitgevochten zonder derde dimensie, altijd op het oppervlak van het beeldscherm en het netwerk, en altijd onder het teken van de catastrofe-extase. Of, zoals Nietzsche al zei : De waarheid is dood; alles is toegestaan. Ook niet een associatieve oorlog, integendeel: iets radicaal anders. Zoals de Amerikaanse psycholoog Robert Jay Lifton zei: dit was de eerste oorlog die werd getypeerd door een algehele verbreiding van de dissociatieve neurose, van de radicale distantiëring – tussen de anachronistische televisiekijker en de materiële gevolgen van al die bombardementsvluchten.

De mentale dissociatie van wapens en hun virtuele operaties, piloten van jachtvliegtuigen die opstijgen naar het slagveld met heavy metal in hun walkman, grote favoriet: Van Halen. Daarnaast de dissociatie van de donkere en ontbrekende materie van het Tv-publiek en de materiële geschiedenis van de oorlog: een informatie-oorlog die wordt gepresenteerd alsof hij geen politieke inzet heeft, geen slachtoffers, alleen de fascinerende videospelletjes van laser- geleide bommen. Een beelddissociatie tussen oorlog en geschiedenis die zo totaal kan worden dat zelfs de kruissnelheid van raketten gaat vervelen: MACH 3 is te langzaam, het leger moet nieuwe mediatrucs bedenken om belangstelling te blijven wekken voor de altijd gecensureerde verslaggeving in de media. Het grote semiologische probleem kortom: hoe kan de verleiding van het simulacrum in de woestijn keer op keer haar betoverende werking behouden.

De eerste zuivere designer-oorlog ter wereld: een oorlogsmachine voor promotiedoeleinden die de hele metastase van het geweld opneemt in het scenario van haar reclamecampagne voor de technologische onoverwinnelijkheid c.q. politieke noodzakelijkheid van de nieuwe wereldwanorde. Hier komen technologie en kunst bijeen in wat de leiders van de oorlogsmachine de 'operationele kunsten' noemen, dat wil zeggen: de oorlogsmachine als spectaculaire produktie van zuivere esthetica. Een 'logistiek van de waarneming' met zo'n enorme intensiteit en gewelddadigheid dat het virtuele vertoog van de oorlogsmachine alledaagse cultuur wordt. Niet alleen operationele kunsten - ook operationele subjecten, operationeel denken, operationele lichamen, operationele cultuur. Het gewelddadige totalitarisme van virtual reality, die ook een duistere en ontbrekende kant heeft: de kant van de verdwenen subjecten, de verdwenen kunst, het verdwenen negatieve denken. Virtueel worden is het heersende vertoog van het hypermodernisme.

Kan kunst die weerstand biedt tegen de kolonisatie door de maatschappij van de operationaliteit, een kritisch perspectief behouden? Dat is niet moeilijk. Door namaak te worden. Namaak worden? Het gaat hierbij om een culturele strategie om technologie te begrijpen, waarbij kunst met zo'n enorme intensiteit samenvalt met haar object van kritiek, dat de technologie implodeert en daarbij haar interne semiurgische regels onthult. Om het medialandschap als simulatie te begrijpen moet kunst een simulacrum zijn. Om de virtuele werkelijkheid te begrijpen moet kunst virtueel zijn. Om culturele iconen te begrijpen moet kunst iconisch zijn. Om esthetica te begrijpen moet kunst zuiver technologisch zijn. Operationele kunst met een herinnering aan een menselijke mogelijkheid die nog niet bestaat.

En eerlijk gezegd is kunst altijd een simulacrum geweest, volmaakte namaak. Dat is zowel het geheim van haar fatale lot als de belofte van haar esthetische verleiding. Hier slaagt kunst alleen voor zover ze de verdwijnende orde van het reële - reële subjecten, reële sex, reële ruimte - dwingt om uit te doven in een virtuele wereld van perspectivische simulacra. Kunst, kortom, als een betoverde simulatie van een trompe-l'oeil.

Over kunst spreken alsof het namaak wordt, wil zeggen: de verborgen betekenis van de verleiding van de kunst ontwarren. Want het hart van de kunst bestaat uit een fatale tekenverschuiving, een gewelddadig principe van imminente omkeerbaarheld, waar de tegengestelde polen - figuratie/ simulatie, territorialisering van de code/reterritorlalisering van de referent - in elkaar omschakelen en dan plotseling verdwijnen. Een alchemie van tekenmutaties.
Authentieke kunst/vervalste kunst zijn niet de tegenstrevers in een groot modernistisch tableau, maar de centrale tekens van hypermoderne kunst.

Kunst die geleefd wordt op de grens van een protosurrealistische spanning tussen echte namaak (het verdwijnende realiteitsprincipe) en namaak (kunst als tweede en derde orde van de virtualiteit). Precies wat Deleuze en Guattari in Duizend Niveaus zeiden: in het hart der dingen bevindt zich een verleidelijke ruimte van offergeweld - afbraak/doorbraak, paranoïde investeringen/schizoïde stromen. Een nulpunt van offergeweld, waar de namaak in kunstvorm slechts verduistert dat de huidige functie van kunst een wanhopige poging behelst om de uitdovende energieën van de namaakwerkelijkheid op te peppen. De strategie, kortom, van de kunstvervalsing als getrouwe esthetische reproduktie - volmaakte kopieën - van wat al simulacra van de tweede orde zijn, als om aan te geven dat in de virtuele werkelijkheid alleen de mimesis telt. En hieruit voortvloeiend: namaak worden als volmaakte cultuurkritische kunst – artistieke mimesis – voor een maatschappij waar seriële reproduktie de basisstrategie van de namaakwerkelijkheid vormt.
Maar goed, zoals een theoreticus het eens uitdrukte:
Waarom zouden we met elkaar praten als we zo goed met elkaar kunnen communiceren?

Kunst kan de virtuele werkelijkheid begrijpen omdat kunst altijd al virtueel was. Kunst was er altijd op gericht ervaringen esthetisch opnieuw in kaart te brengen. Daarom is kunst tegenwoordig niet gericht op technologie als predator of technologie als slachtoffer, maar
is kunst een minotaurische figuur: tegelijkertijd de esthetische taal van de 'operationele kunsten' van de oorlogsmachine, maar ook de taal van de 'namaakkunsten' – samplermuziek, scratchvideo – die ons bevrijden. Kunst, dus, als nulgraad van de strijd tussen twee tegenstrijdige tendensen van de virtuele wereld van de cybertechnologie: de operationele kunsten tegen de onzuivere kunsten. De onzuivere kunsten? Dat is de kunst als kritische sonde van de technologische samenleving. Kunst die erop gericht is virtueel te worden om de operationele kunsten te ondermijnen.

Scratch te worden om het gladde en rimpelloze oppervlak van de simulatie open te breken.
Digitaal te worden om het modernistische relaas van het geluid te overweldigen met 400-sporenmuziek.
Sampler te worden om van binnenuit de heersende cultuuriconen te koloniseren, en ze dan te ontwrichten.
Authentiek te worden, kortom, door virtueel te worden: een sjamanistische kunst die het masker van de technologie draagt om zijn demonische aanwezigheid als operationele kunst te verjagen.