Mediamatic Magazine vol 5#1+2 René Coelho 1 jan 1990

Inleiding

Het begrip Fin-de-Siècle is in de moderne kunstgeschiedenis vooral verbonden met het einde van de 19de eeuw.

Vergroot

Introduction -

Met de aanvang van het laatste decennium van de 20ste eeuw wordt deze term meer en meer gebruikt om het einde van de lopende eeuw aan te geven. Of daarmee de connotatie met het einde van de vorige eeuw wordt verdrongen zullen de komende jaren moeten leren. Mijns inziens is er thans inderdaad sprake van een specifiek soort kunst die bij de afsluiting van een periode behoort.

In de beeldende kunst van het eind van de 19de eeuw was een sterke reactie bespeurbaar op de industriële ontwikkelingen. Veel kunstenaars trachtten de komst van ‘de machine' te negeren en grepen terug op vormen en ideeën uit de Romantiek. Eigenlijk gaf de beeldende kunst op dat moment zijn innoverende rol over aan de toegepaste kunsten. Art Nouveau bijvoorbeeld, brak met de traditie door gebruik te maken van de door de industrie aangeboden materialen.

Ook nu, aan het eind van de 20ste eeuw is er wederom sprake van een reactie van de kunst op de technologische ontwikkelingen. Maar thans bestaat veeleer de neiging om met de 'wapens van de vijand’ een tegenwicht te vormen tegen demassificatie en vervlakking die het gevolg zijn van het gebruik van de moderne communicatiemiddelen.
Tal van kunstenaars voelen zich, evenals hun overgrootvaders, bedreigd door de ontwikkelingen, maar in plaats van terug te grijpen op romantische vormen van het verleden voelt de kunstenaar van deze eeuw de behoefte om te bewijzen dat met de efficiënte, controlerende en massificerende produkten van de elektronika ook andere, mooie en fantasierijke dingen zijn te doen. Het allengs interessanter wordende digitale instrumentarium is aanleiding om grenzen tussen de oude. ambachtelijke disciplines te laten vervagen. Mengvormen tussen schilderkunst, meer ruimtelijke kunstvormen, muziek, theater en literatuur ontstaan.

Een ander interessant aspect is dat de laatste tijd vanuit de informatica-industrie de opvatting wordt gehoord dat de hardwa- ^-ontwikkelingen zo pijlsnel expanderen, dat de software-makers verder en verder achterblijven en dat alleen zo nu en dan een kunstenaar een merkwaardige 'onlogische' inhaalmanoeuvre bedenkt. Op die manier wordt de kunstenaar nog de koene redder van een zich onevenwichtig ontwikkelende technologie.

Hoe is het nu te verklaren dat in Nederland, dat technologisch gezien toch zeker niet vooroploopt, de nieuwe kunstvormen zich zo interessant ontwikkelen? Wellicht dat het Nederlandse systeem van overheidsfinanciering van de kunsten - meer gebaseerd op de befaamde Nederlandse tolerantie en op een gevoel van ‘je weet maar nooit', dan op cultuurbesef - naast veel schijnbare verspilling, toch de ruimte biedt tot experiment. Deze ruimte is van essentieel belang voor vernieuwing en dient door de overheid geboden en beschermd te worden, en door de industrie en de wetenschap te worden gestimuleerd. Het is daarom verheugend dat de Rijksdienst Beeldende Kunst, met gedeeltelijke financiering van WVC, de opdracht tot het samenstellen van Imago heeft verstrekt.

Imago wil, naast een persoonlijke keuze, een bloemlezing zijn van de stand van zaken in de Nederlandse hedendaagse kunst, voor zover deze beïnvloed is door de technologische ontwikkelingen. De veertien geselecteerde kunstenaars zijn volgens mij een verantwoorde representatie van de Nederlandse mediakunst. De jongeren onder hen zijn meestal opgeleid met de mediatechnologie, de wat ouderen zijn afkomstig uit andere kunstdisciplines.

Het technologische element is bij ieder van hen slechts middel en nooit doel. Schilderkunstige en ruimtelijke vormen, beeld als ondersteuning van geluid en omgekeerd, conceptuele en theatrale elementen, fysica en filosofie, het aftasten van de grenzen tussen kunst en wetenschap, dat alles is terug te vinden in dit overzicht van een boeiend en innovatief tijdperk voor de beeldende kunst op de drempel van het derde millennium.