Steeds vaker worden culturele programma’s ingezet voor het creëren van stedelijkheid in nieuw te ontwikkelen gebieden. Wat zijn de gevolgen van deze verschuivingen voor het cultuuraanbod in de stad? Van een culturele exodus, zoals oppositiepartij D66 onlangs in NRC Handelsblad opperde, is geen sprake. Per saldo neemt het aantal culturele voorzieningen in de stad toe, maar door het vertrek naar nieuwe locaties ontstaan ook leemtes in de oude. Wat is de winst van het verhuizen van culturele programma’s voor de stad?
In dit derde en laatste debat in de reeks, gaan we op zoek naar de balans tussen enerzijds het huidige paternalisme en anderzijds de laissez-faire houding van de overheid. Het door de Rotterdamse filosoof Henk Oosterling ontwikkelde concept Vakmanstad dient als casus in dit debat. Naar zijn mening is er bij de op zich geslaagde transformatie in de laatste vijftig jaar van Rotterdam Arbeidersstad naar Rotterdam Cultuurstad een dimensie overgeslagen. De stedelijke vernieuwing voltrok zich in fysieke zin zonder dat zich daarbij een identieke verandering van de sociaal-culturele component voltrok. Terwijl de stad veranderde, de bedrijven zich verplaatsten en vernieuwden en de bevolkingssamenstelling en arbeidspotentieel veranderde ging de ontwikkeling van vakmanschap bij de nieuwkomers en hun kinderen in de oude wijken niet gelijk op. Er moet volgens Oosterling daarom alsnog massief werk gemaakt worden van het opnieuw ontwikkelen van vakmanschap en ondernemingszin in de oude wijken. Hij hoopt op een stad die weer ‘gezellig’ wordt, waar de verhouding meester-gezel weer wordt wat hij ooit was. Hij pleit voor een samenwerking met het MKB voor het opzetten van een stagenetwerk waarin jongeren zich opnieuw leren bekwamen in vakmanschap. Het onderwijs speelt daarbij een doorslaggevende rol, waarbij hij vooral veel verwacht van de Brede School die zich moet ontwikkelen tot een emancipatiemachine in de wijk.
Zie RRKC voor meer informatie.