Janny Donker 21 sep 2006

'Een tovenaar in dienst van de cultuur'

Wie is Hicham Abkari en waarom moeten wij hem kennen? Janny Donker hoorde zijn naam voor het eerst in Essaouira aan de Marokkaanse kust, tijdens het hiphop-project voor straatkinderen waarvan zij op deze site verslag heeft gedaan.

Wie is Hicham Abkari en waarom moeten wij hem kennen?
Ik hoorde zijn naam voor het eerst in Essaouira aan de Marokkaanse kust, tijdens het hiphop-project voor straatkinderen waarvan ik op deze site verslag heb gedaan in een ‘Bericht uit Marokko’, nu drie maanden geleden. Abdelaziz Sarrokh, leider van het toen juist opgeheven Antwerpse gezelschap HushHushHush, gaf daar workshops en die waren zo succesvol dat ter plaatse besloten werd tot een follow-up. Om dat te realiseren was een structuur nodig met onder andere een zakelijk leider. Toen viel de naam van Hicham Abkari; niet verwonderlijk, want hij had in mei 2004 in Essaouira al een hiphop-festival georganiseerd. Maar Hicham Abkari heeft nog veel meer pijlen op zijn boog. Hij is bijvoorbeeld hoofd van de Service de l’Animation Culturelle van de stad Casablanca, mede-organisator van het Festival van Casablanca en oprichter van de Moroccan Underground Federation die nu een vijftigtal breakdance-groepen in deze stad omvat.
Het vervolgproject in Essaouira is intussen bezig op gang te komen, in een minder ambitieuze vorm dan voorzien en zonder Hicham Abkari. Ik sprak hem in een andere context, in Casablanca, vlak na het 2e Festival dat van 15 tot 22 juli door de hele stad heen had plaatsgevonden.
MarocSoir noemde hem in april 2006 ’un magicien au service de la culture’. Iets van een duivelskunstenaar heeft hij wel. Hicham Abkari (Casablanca, 1966) organiseert met evenveel gemak filmclubs en opera-concerten als breakdance-kampioenschappen. Hij heeft in Casablanca en Parijs Franse taal en letterkunde gestudeerd en een scriptie over Roland Barthes geschreven. Sinds 1992 is hij verbonden aan het cultureel centrum Sidi Belyout in Casablanca, waarvan hij in 1998 adjunct-directeur werd. In 1999 organiseerde hij de eerste ‘Battle of the Year’ met vijf of zes groepen voor vierhonderd man publiek; in 2002 de vierde met vijftig groepen voor een publiek van zevenduizend, in het Mohammed V-sportcomplex. In 2006 had hij zijn breakdance-kampioenschappen weten onder te brengen in het Festival van Casablanca.

Festival voor iedereen
Niet dat ze daar niet op hun plaats waren. Het Festival (directrice: Neila Tazi) wil er zijn voor alle burgers van Casablanca, jong en oud, rijk en arm. Het omvatte dit jaar muziek, film en veel evenementen op straat. Zo waren er dagelijks performances langs een route door de oude stad, de medina, en kindervoorstellingen in parken en op pleinen. De films kwamen vooral uit Egypte, Libanon en Marokko, maar ook uit de VS (Capote) en Italië (Il Caimano). Onder de muziekgroepen domineerden Marokkanen en Algerijnen (chaabi, gnaua, raï, maar ook rap), maar er was ook reggae uit Duitsland en de VS, er was een Franse rapper en zelfs een groep uit Zweden. De Amerikaanse R&B-ster Akon ging voor een veelkoppig, bewonderend publiek letterlijk op zijn bek doordat de omstanders beleefd uiteenweken toen hij een stage-dive pleegde. Casablanca is de meest kosmopolitische stad van Marokko, op de kleine medina// na pas ontstaan en naar Europees model gebouwd nadat het voormalige sultanaat in 1912 onder Franse voogdij was geraakt. De modernste stad en het economisch centrum van Marokko en dat wil Casablanca uitstralen ook.

In zo’n omgeving gedijen ook de urban arts maar er is wel iemand als Hicham Abkari nodig om ze in de schijnwerpers te zetten. Na die eerste ‘Battle’ in 1999 ging het snel: in 2000 dienden zich al zoveel breakdance-groepen aan dat er geselecteerd moest worden. Tussen hun presentaties door traden nu ook rappers op. De ‘historische’ Vierde, voor die zevenduizend toeschouwers, werd gecombineerd met workshops, gegeven door collega’s uit het buitenland: een Franse groep, uit Roubaix.

Van Casablanca naar Lille en terug
In juni 2004 traden breakdancers uit Casablanca zelf op in het buitenland, samen met internationale grootheden uit de hiphop-scene. In Zeth in Lille brachten ze een spektakel met speciaal gecomponeerde muziek en door Hicham Abkari ontworpen kostuums. In MarocSoir wordt daar met trots aan herinnerd: ‘Kansarme jongeren, ‘type illegaal’, in een grootse voorstelling samen met kopstukken in hun genre, en dat zonder dat ze na het spektakel hun koffers pakken.’ Abkari had moeten knokken om een visum voor hen te krijgen: de autoriteiten verwachtten niet anders dan dat ze in Frankrijk de benen zouden nemen. Dat deden ze niet: ze keerden terug naar Marokko, gesterkt door hun ervaringen in Lille, en begonnen ieder voor zichzelf met een eigen groep. En dat is precies wat Abkari wil bereiken. Dat iemand als Abdelaziz Sarrokh ‘geboren in Tanger maar opgegroeid in Vlaanderen’ met zijn Europese ervaring terugkeert naar zijn ‘roots’ om in Marokko iets op te zetten is mooi, maar veel belangrijker is het dat geboren en getogen Marokkanen met hun ambities om er iets van te maken in Marokko blijven in plaats van zich te laten weglokken naar oorden waar het leven hen meer lijkt toe te lachen.
Voor dat optreden in Lille was in Casablanca een half jaar getraind in workshops onder leiding van coaches van de organisatie Dans la rue la danse uit het nabij gelegen Roubaix. Voor de audities hadden zich tweehonderd breakdancers aangemeld; met tien vertrok Abkari uiteindelijk naar Lille. Dans la rue la danse is de creatie van Fréderic Tribalat, een animator van hetzelfde kaliber als Hicham Abkari, die in de loop van twee decennia een netwerk van hiphop-werkplaatsen heeft aangelegd dat vrijwel heel Frankrijk ten noorden van Parijs omspant. Abkari en Tribalat houden sindsdien intensief contact, een contact dat zeer stimulerend is geweest voor de Moroccan Underground Federation, door Abkari intussen opgericht in 2003.

Federatie
De Moroccan Underground Federation (M.U.F.) is een officieel erkende organisatie met statuten en een bestuur. Abkaris bedoeling was, in zijn eigen woorden, ‘vooral de relatie met de officiële instellingen te vergemakkelijken en de administratieve rompslomp te verkleinen die bijvoorbeeld een artistieke hiphop-activiteit in de weg kan staan’. De bij de Federatie aangesloten groepen blijven autonoom, maar kunnen een beroep doen op de M.U.F. voor expertise op zakelijk gebied (bijvoorbeeld voor het aanvragen van vergunningen) en voor oefenruimte, logistiek, techniek, communicatie en PR. Wel moeten ze de ‘lijn’ van de Federatie onderschrijven: vrijheid van keus en expressie zonder in politieke correctheid te vervallen, nieuwe en subversieve ideeën gratis werken met kansarme jongeren uit hun eigen buurt, en wie uitsluitend voor een commerciële carrière kiest heeft bij de M.U.F. niets te zoeken. Het bestuur ‘voorzitter, secretaris, penningmeester, elk met een adjunct’ bestaat uit twintigers die allemaal op de een of andere manier actief zijn in de urban scene, als rapper, breaker, VJ, DJ, of hiphop-les geven aan de chique Franse dansscholen. Alleen de penningmeester is ouder (35), een veelgevraagde VJ die onder andere werkt bij Radio Maroc. En natuurlijk de voorzitter: Hicham Abkari.
De Federatie beschikt over een netwerk van jonge mensen in de verschillende wijken van Casablanca, die kunnen helpen bij het opzetten van buurtprojecten en die zorgen voor de verspreiding van plannen en ander nieuws via wat de Franse ‘beschermers’ indertijd Radio Medina noemden: ‘hoort-zegt-het-voort’, de telefoon, en nu natuurlijk internet. Er wordt ook contact onderhouden met andere steden waar hiphop-groepen actief zijn: Rabat, Saleh, Fez, Meknes, Agadir, Essaouira, Marrakesj, maar de middelen om meer voor hen te doen dat adviezen geven ontbreken. Bovendien: de meeste van die steden liggen honderden kilometers uit elkaar. Wel komen groepen van heinde en ver naar Casablanca voor de ‘Battle of the Year’, en allemaal kennen ze Hicham Abkari.

Zichtbaar maken
Wat wil Abkari met zijn organisatie bereiken? In zijn eigen woorden: ‘Hiphop zichtbaar maken’. Hiphop zijn plaats geven als een reële component van de Marokkaanse stedelijke cultuur en niet als een culturele herkolonisatie door het imperialistische Westen (opvatting die verbreid wordt in les discours intégriste)’ (‘integristen’ werpen zich op als hoeders van een eigen Marokkaanse identiteit, ‘van vreemde smetten vrij’).
Voor Hicham Abkari bestaat er geen twijfel aan dat hiphop een kunstvorm is die als zodanig erkenning verdient. Daarom voelt hij zich vrij om de ene keer Mozart en Mahler te programmeren en op een ander moment een hiphop-show. De officiële uitsluiting van de urban arts door de cultuurbeleidsmakers moet ongedaan worden gemaakt en dat betekent dat er geld en ruimte voor moet komen. Allereerst dient hiphop zichtbaar te worden gemaakt, en Abkari bedoelt dat heel letterlijk: het publiek moet eraan gewend raken, hiphoppers, herkenbaar aan outfit en gedrag, gewoon op straat tegen te komen. Abkari is dan ook niet uit op ‘hybriden’ tussen hiphop en eigentijdse dans, alsof urban salonfähig moet worden gemaakt door allianties met high art. Laten de hiphoppers zich eerst op eigen kracht bewijzen, mixen kan daarna. Overigens experimenteren sommige leden van de M.U.F. al wel voorzichtig met zulke toenaderingen, in de particuliere dansscholen.
Voor de zichtbaarmaking van de hiphop-scene vormen de jaarlijkse Battles het meest effectieve instrument. Iedereen, overal vandaan, krijgt daar de kans om zijn prestaties te laten zien aan alle anderen. Elk jaar duiken er dan ook weer nieuwe groepen op.
Van ‘integrisme’ moet Hicham Abkari niets hebben. Marokko verkeert economisch al niet in een positie om de buitenwereld respect in te boezemen (‘Wij hebben geen olie of gas’) en ook in cultureel opzicht is er geen grond voor ‘splendid isolation’. Wat het land nodig heeft, volgens Abkari, is een ‘open mind’ ten opzichte van de rest van de wereld. Autoriteiten zien dat vaak niet, associëren nieuwe ontwikkelingen al gauw met terrorisme en verschansen zich achter een ‘Arabische ideologie’. Juist jonge mensen zijn nog in staat om zich open te stellen voor het nieuwe en onbekende, en daarom zijn de urban arts welkom in Marokko. Hicham Abkari benadrukt steeds weer dat de jongerencultuur mondiaal van karakter is. Europa, Afrika, Amerika: overal waar kansarme jongeren in steden leven gebeurt hetzelfde. Hiphop is geen poging van ‘het Westen’ om de Derde Wereld opnieuw te koloniseren, ook al wordt het gesponsord door Pepsi Cola.

Continuïteit
Wat Abkari en zijn medestanders doen is opbouwwerk en dat vereist continuïteit: verworvenheden moeten worden doorgegeven. In de M.U.F. ligt daarom veel nadruk op lesgeven: uitblinkers trainen minder gevorderden. Het plan is nu, een hiphopschool op te richten daar waar de echte kansarmen van Casablanca wonen: in Sidi Moumen, de bidonville aan de rand van de chique metropool, waar mensen hun onderkomens bouwen van benzineblikken en ander afval van de wegwerpmaatschappij. En niet zomaar een school, maar één die voldoet aan internationale normen. ‘Omdat het een sloppenwijk is,’ schrijft Abkari, ‘hoef je ze nog geen école de merde te geven!!!’ geen shit-school!
Zo’n school komt er in Marokko nog niet zonder buitenlands geld. Hier kan Abkari weer rekenen op hulp van Fréderic Tribalat uit Roubaix, die op zich genomen heeft om in Europa fondsen te werven. Een infrastructuur voor de financiering van dergelijke projecten moet in Marokko nog van de grond komen. De Federatie beschikt niet over structurele geldbronnen, reden waarom ze niet actief kan zijn buiten Casablanca. En dan ziet Marokko zichzelf nog als vooruitstrevender dan vele andere landen in de Arabische wereld en Casablanca als boegbeeld van het moderne Marokko. ‘Wij krijgen de kans!’ zegt Hicham Abkari. Het stadsbestuur wil wel meewerken. Een vriendelijke top-stadsbestuurder die ik sprak, Said Hasbane, is bereid om ‘vrije zones’ in de stad aan te wijzen waar urban artists hun gang kunnen gaan ‘ mits ze geen overlast veroorzaken. Zichtbaarheid, maar met mate ‘een toegeeflijkheid zoals we die ook wel kennen van Nederlandse bestuurders.’

Onverwachte ontmoetingen
Casablanca bezocht ik in het kader van mijn onderzoek naar de ontwikkeling en opvang van de urban arts internationaal, onderzoek dat focust op de verschillende landen van West-Europa. De aanleiding tot de oversteek naar Marokko, ofschoon gerechtvaardigd door het grote contingent jongeren van Marokkaanse afkomst in de Europese hiphop-scene, was een betrekkelijk toevallige: de kennismaking met Abdelaziz Sarrokh op zoek naar Vlaamse partners voor mijn Bewegingstheaterwerkplaats Los in Maastricht, waar ik talentontwikkelingsprojecten voor jonge urban artists organiseerde. Daarmee begaf ik mij op een terrein dat nog niet in kaart is gebracht, waar officiële culturele instanties vaak de weg niet weten en waar toevallige ontmoetingen je op het spoor zetten van onvermoede ontdekkingen. ‘In Marokko gebeurt helemaal niets,’ hoorde ik van ‘doorgaans goed ingelichte bronnen’ in Nederland. In Marokko bleek van alles aan de hand te zijn. Dat iemand er een koepelorganisatie voor de hiphop-scene van de grond heeft weten te krijgen, de Moroccan Underground Federation, is uniek, vergelijkbaar met het netwerk van Tribalat in Noord-Frankrijk waarover ik binnenkort hoop te berichten en met het samenwerkingsverband tussen vijf Limburgse steden dat vanuit Los tot stand is gebracht. Maar de M.U.F. verkeert vooralsnog in isolement, in Marokko zelf en internationaal. Hicham Abkari wil niets liever dan aansluiting zoeken in groter verband.
Er blijven nog veel ongebaande wegen te gaan in het vooruitzicht van onverwachte ontmoetingen en verrassende ontdekkingen. Alles wijst op de noodzaak van een atlas waarin dat alles gedocumenteerd staat. Terwille van internationale uitwisseling van ervaringen op een gebied waar overal activiteiten gaande zijn.

Voor het verslag van het hiphop-project in Essaouira lees het artikel Bericht uit Marokko.