Mediamatic Magazine vol 3#3 Preikschat, Wolfgang 1 jan 1989

Everything that moves...

3 New York Museums

Zoals BILWET in ons vorige nummer al overtuigend aantoonde, staan de media op het punt te verdwijnen. De film loopt op z’n laatste benen en staat er al met één in het museum. Televisie en video lijken nog vitaal maar de kunstwereld probeert al meer dan twintig jaar hen ook in haar witgekalkte mausolea te lokken. WOLFGANG PREIKSCHAT bezocht voor ons in New York enkele vooruitgeschoven posten van de media- conserverings-avant-garde. We hopen dat u na lezing van zijn verslag zult kunnen besluiten aan wie straks uw video-collectie te vermaken.

Vergroot

Everything that moves... -

New York was deze winter weer eens bitterkoud en op z’n allerberoerdst. Wanneer vroeger thuis de verwarming kapot ging, was de bioscoop hier een van de goedkoopste en warmste plaatsen van vertier. Hoewel de bioscopen tegenwoordig in aantal afnemen, nemen de redenen eigenlijk alleen maar toe om erin weg te vluchten, en dat nota bene bij stijgende toegangsprijzen. Maar we leven niet meer in de jaren dertig en zelfs niet in de jaren zeventig. In deze stad, die zoals bekend een geheugen heeft dat niet langer duurt dan de afschrijving van een kantoorgebouw, wordt film beschouwd als de prehistorie van de televisie-geschiedenis. Des te verbazingwekkender (en verheugender) is het dat onlangs twee nieuwe gelegenheden zijn geopend waar achter historische facades de oude schaduwen van het silver screen weer tot leven kunnen komen. We hebben het hier over de ANTHOLOGY FILM ARCHIVES en het AMERICAN MUSEUM OF THE MOVING IMAGE.

The American museum of the moving image

Het Amerikaanse Museum voor het Bewegende Beeld bevindt zich in de wijk Queens, op de hoek van de 35ste Avenue en de 36ste straat en werd op 10 september 1988 opengesteld voor het publiek. Het is een fantastisch gebouw: het eerste echte Amerikaanse filmmuseum, waar ook iemand video onder z’n hoede heeft (joann hanley). Daardoor biedt het meer dan het doorsnee filmmuseum. Of zoals de assistent film curator DAVID Schwarz het graag uitdrukt: We laten alles zien wat beweegt. Het heeft een uitgebreid filmprogramma (verschillende formaten, inclusief nitraatfilms), televisie-films en kunstvideo’s (met binnenkon een retrospectief van de VASULKA’s).

Te midden van cinematografische hardware-memorabilia als filmcamera’s en bioscoop-projectoren zijn, als ware dat vanzelfsprekend, ook bakbeesten van buizen-camera’s en televisietoestellen tentoongesteld. Op de eerste verdieping werpt de Get-Away Car van PAIK elec- tronisch licht op het concept van het museum, dat duidelijk verder kijkt dan het projectiescherm groot is. Ver over deze horizon reiken ook de credits die staan opgesteld bij de ingang van de tentoonstelling op de eerste verdieping. Wie zich altijd al afvroeg wat de focus puller of de executive producer uitspoken, en wat voor merkwaardige lieden best boys en gaffers toch zijn, krijgt hier antwoord. In dit museum, waar alles om fun, fun, fun schijnt te draaien, wordt grote waarde gehecht aan de belichting van de achtergrond. Zo is er een PR-fotoserie waaraan we de opbouw van het siar-imago van garbo kunnen zien en een bouwwerk uit PAUL newman’s Glasmenagerie dat de suggestie van werk in uitvoering moet overbrengen. Waar veel licht is, valt ook veel schaduw, in dit geval op de cultuur, want jammer genoeg kan slechts een klein gedeelte van de zestigduizend memorabilia worden tentoongesteld. Daaronder kostuums (van DON JOHNSON in Miami Vice), lunch boxes met foto’s van bekende kinderfilms en tite- lomslagen van filmtijdschriften - objecten die net zo Amerikaans zijn als de iconografie die ze dragen. De magic mirror fascineert niet alleen travestieten, die hier hun alter ego ROBIN O’Hara in vol ornaat kunnen bewonderen. Het lijkt net alsof de KAUFMAN-ASTORIA studio’s hier maar op steenworp afstand vandaan liggen, de plek waar de filmgeschiedenis z’n aanvang nam. Sinds enkele jaren stoppen hier weer monstrueuze limo’s van sterren, wier beelden op de magic mirror van de gerenoveerde ingangspoort zijn vastgelegd. Hier staan mythe en werkelijkheid pal naast elkaar. Laten we ons daarom wijden aan tut’S palace, het kleine theater waar de kunstenaars red grooms en LYSIANE LUONG hun tol betaalden aan de wereld van het celluloid. In de pseudo-Egyptische versie van het farao-graf serveert MAE west ons verfrissingen en maken we schaamteloos kennis met RITA hayworth, die met portret en al staat afgedrukt op de stoffen rugleuningen van veertig klapstoeltjes.

The anthology film archives

Niet alleen geografisch liggen het MUSEUM OF MOVING IMAGES en de ANTHOLOGY FILM archives mijlen van elkaar verwijderd. Het is net alsof we in no time van het kapitalistische Westen in het socialistische Oostblok terecht zijn gekomen. In een bittere kou wachten we in de lege lobby tot we worden ontvangen... undergroundfilm en een verschil van dertien miljoen US-dollar. Cocksucker Blues van ROBERT FRANK, de enige film die hier de moeite van het kijken waard is, blijkt natuurlijk allang uitverkocht. Een vrouw die zich verder niet aan ons voorstelt, geeft ons een rondleiding door het gebouw dat twee maanden na de opening (op 11 oktober) eruit ziet alsof de verbouwing nog in volle gang is. Het filmbestand waar het archief bekend om staat, zo’n vijfduizend titels waaronder een grote verzameling historische en experimentele films uit de jaren ’50, ’60 en 70, krijgen we niet te zien. Onze belangstelling daarvoor vindt ze ronduit indiscreet. Is dit nu film in z’n meest ondoorzichtige vorm?

Tien jaar na de oprichting van de anthology film archives (afa) in 1969 door jonas mekas, peter kubelka, stan brack- hage, JEROME HILL en P.A. SITNEY kocht de onvermoeibare MEKAS dit Courthouse op de Lower East Side voor het luttele bedrag van $50.000 op de veiling. Het duurde nog eens tien jaar voordat de benodigde 2 miljoen dollar bijeen waren om het gebouw met z’n twee bioscopen en een bibliotheek te kunnen verbouwen. Ondertussen is het ideaal van de zwarte film dat peter kubelka koesterde allang geschiedenis geworden, net als de New American Cinema waarmee de rusteloze directeur en filmer uit Litauen JONAS MEKAS hier z’n stek heeft gevonden.

Tijdens de opening draaiden in de COURT-HOUSEzaal met z’n 200 zitplaatsen Arnulf Rainer van kubelka, films van de gebroeders lumiere en vond de Amerikaanse première plaats van de ZDF-pro- duktie Sieben Frauen - Sieben Sünden. De kleinere maya deren bioscoop opende met derens Study in Choreography for Camera en Art of Vision van brackhage. Deze zaal met 66 stoelen is bedoeld voor filmcategorieèn als de essential cinema (313 titels) en de representatieve verzameling kunst-films die de oprichters in de loop der jaren hebben aangelegd. De afa, die tien procent van zijn 1,8 miljoen dollar jaarbudget aan conservering uitgeeft, ziet de Independent-ülm als het belangrijkste onderdeel van z’n programmering, een genre dat elders geen mogelijkheden tot vertoning heeft en dat gezien de huidige ontwikkelingen een steeds grotere omvang aanneemt. Alhoewel MEKAS z’n kantoor in een voormalige gevangeniscel gevestigd heeft, zit hij allerminst opgesloten in de zuivere leer van de Independents.

Naast underground-films bestaat zijn programmering uit historische rolprenten van tati en bresson en organiseerde hij oktober jongstleden een retrospectief van ALEXANDER KLUGE, waarvoor grote belangstelling bestond. De projectoren tonen alles: van 8 mm tot video.

The museum of broadcasting

En zo belanden we bij de televisie, want op dat vlak verandert ook het een en ander. Twee jaar geleden was er al sprake van een nieuwe behuizing voor het museum of broadcasting (53th. St./5th Av.-Ma- dison Av.) De machtige peetvader van de Amerikaanse tv en voormalig directeur van CBS, william PALEY had in 1976 gezorgd voor een gebouw en een financiering voor vijf jaar om een beeld- en ge- luidsarchief aan te leggen. Toen het museum op 9 november 76 begon had het welgeteld 718 opnamen. Al na een jaar was dit verdubbeld en had het 17.000 bezoekers, paley won de beide andere networks voor dit initiatief en in 78 schonk NBC het MUSEUM for broadcasting een 175.000 platen omvattende verzameling van opnames van radio-uitzendingen, die het museum op band kopieerde en voor publiek toegankelijk maakte. De oudste opname stamt uit 1920. Het oudste TV-document dateert uit het jaar 1928 en is opgenomen met een techniek waarvoor eerst nog benodigde afspeelapparatuur moest worden gereconstrueerd. De oudste TV-produktie in hun collectie is een filmkopie van de variety-show, The Streets of New York uit 1939. De trots van het museum zijn de zeldzame opnames, zoals die van het optreden van JAMES dean in een pepsi cola spot. Op de lijst van de meest gevraagde programma’s staan de proefuitzendingen van I love Lucy en All in the Family en de berichtgeving over de Army-McCarthy-verhoren uit 1954. En dat met één miljoen dollar per jaar. Het negen verdiepingen tellende gebouw herbergt twee bioscopen met respectievelijk 63 en 40 zitplaatsen en 23 nissen waar de beeld- en video-opnames beluisterd en bekeken kunnen worden.

Ter gelegenheid van het tien-jarig bestaan sprak paley de wens uit dat het museum een andere behuizing zou krijgen. Begrijpelijk, gezien de zorgelijke staat waarin dit oude gebouw verkeert. Het mag als representatief monument van de Amerikaanse radio- en televisiegeschiedenis toch enige uitstraling hebben. De bejaarde PALEY zou nog graag bij leven en welzijn de opening willen verrichten van het gebouw dat in Mid Town moet verrijzen op een terrein van 12 miljoen dollar. NBC, ABC en CBS hebben hiervoor ieder 2'h miljoen beschikbaar gesteld, SONY doet 3'/2 miljoen in het zakje. De lijst met potentiële sponsors is lang maar de film-industrie, met z’n 15 miljoen dollar voor het ammi, laat het in dit geval aardig afweten en zou zich moeten schamen. Maar het doet weinig terzake hoelang het MB erover zal doen de benodigde 45 miljoen dollar bijeen te brengen. Gemeten aan de veranderingen die gaande zijn in het universum van de media wordt dit gebouw sowieso een plaats die gewijd zal zijn aan het grijze verleden, een mooie en in de lijn der verwachting liggende bijdrage aan de culturele necropolis van deze stad.

vertaling Geert Lovink