Film:

Celluloid/Digital 7

10 jaar Onderzoek & Ontwikkeling

1 jun 2007
3 jun 2007
  • 19:00 -23:00
  • De Balie
  • Kleine Gartmanplantsoen 10, 1017 RR Amsterdam

In het hoge noorden danst een vrouw een tango. Lichtvlekken doemen op in het duister, een oerwoud, dan weer in een oneindige zee. Een paard draaft over een groot leeg plein.

Flarden van beelden van vroeger en nu – documentair, fictief, archief – blazen leven, liefde en verdriet in de herinnering aan een omgebrachte broer. Mensen op een volkstuin. Beelden van bijna een eeuw oud die opnieuw gemonteerd nieuwe filmgeschiedenis schrijven. Films over liefde. Films die in de ogen willen kruipen van de mens die kijkt. Een waterdruppel waar de hele wereld in te zien is.Dat is in vogelvlucht de oogst van tien jaar films gemaakt met financiële steun van Onderzoek & Ontwikkeling, de subsidiepot van het Nederlands Fonds voor de Film voor vernieuwende of verkennende filmproducties.

In 1997 opgericht als opvolger van de subsidiecategorie voor de korte film, heeft Onderzoek & Ontwikkeling in tien jaar tijd ruim 200 producties mogelijk gemaakt. De omschrijving ‘vernieuwend of verkennend’ wordt wel samengevat in de term ‘experimenteel’, maar O&O bestrijkt het hele spectrum van de filmkunst. Documentaire, fictie, abstract, vormexperiment, installatie, dansfilm, muziekfilm, een film in bewegingloze beelden (over het verdwenen topje van de Mont-Blanc) etc. Waarom zo’n breedlopige subsidiecategorie, hoe is het ontstaan, waar is het goed voor en hoe gaat het verder?

In de jaren negentig groeide de behoefte om experimentele films en animatie te maken,” vertelt Nelly Voorhuis, tot 1997 commissielid voor de korte film en daarna nog een jaar voor O&O. “De korte fictiefilm (waarvoor de subsidiegelden strikt genomen bedoeld waren) werd steeds minder gemaakt als proeve van bekwaamheid voor jonge makers en ook minder vertoond als voorprogramma in de bioscoop. Wel dienden zich steeds meer beeldende kunstenaars aan met filmplannen. In de korte film werd het begrip film opgerekt.” De subsidiecategorie was eenvoudigweg te beperkt geworden voor wat makers maken wilden. In 1997 zag Onderzoek & Ontwikke-ling het licht.“Ik zat nieuwsgierig achter mijn bureautje te wachten op wat er binnen zou komen,” vertelt Moniek Wolf, destijds stafmedewerker en nauw betrokken bij de O&O adviesvergaderingen.
“Voor het eerst kwamen er plannen van mensen van de kunstacademie. Die hielden zich niet aan de regels van het klassieke filmplan met scenario en verhaallijn. Het ging over beelden en techniek. In het begin klapper-den mijn oren maar de mensen in de commissie kenden die taal.” Gaandeweg wisten makers hun weg naar O&O te vinden. “

Het biedt een goede basis aan makers die interdisciplinair werken, zij zaten eerst tussen wal en schip,” zegt Arjon Dunnewind, oud-commissielid van O&O en directeur van het Impaktfestival. Ook werk van film-makers als Ben van Lieshout was mogelijk buiten de boot gevallen omdat het beleid bij de categorie documentaire commerciëler werd, vertelt Wolf. Een genre dat mede dankzij O&O tot wasdom kwam en internationaal erkenning kreeg is de dansfilm.

De lichtexperimenten van Joost Rekveld zijn ‘begonnen’ bij O&O. Anderen zoals Bart Vegter en Barbara Hanlo weten met de bijdragen van O&O gestaag een met veel zorg en aandacht gemaakt oeuvre op te bouwen.VerbeeldingMaar het succes van O&O is niet alleen aan O&O te danken. “Het blijft het verdelen van armoede,” vertelt Peter van Hoof, oud-commissielid en mede-oprichter van distributiebedrijf De Filmbank waar ook O&O-producties zijn ondergebracht. “Met een jaarbudget van ongeveer E 800.000 en zo’n 160 aanvragen per jaar is er niet zoveel te vergeven.” Zonder de gedrevenheid van de makers gaat het niet. Daarbij kunnen ze, vindt Van Hoof, wel meer ondersteuning gebruiken. “Het mooie van O&O is dat je geen producent nodig hebt om een aanvraag in te dienen maar dat maakt de producties niet minder arbeidsintensief.” Van Hoof hoopt dat er een niet-commer-cieel productiekantoor komt dat een deel van de productietaken op zich kan nemen.Terwijl O&O zich blijft richten op makers die vernieuwing zoeken, hebben sommige ‘O&O-ers’ hun onderzoek naar de mogelijkheden om met meer dan alleen narratieve middelen een verhaal te vertellen verplaatst naar speelfilm.

Bij het Filmfonds is onlangs een nieuw speelfilmproject gestart, ontstaan uit het gedachtengoed van O&O. In De Verbeelding werken de Mondriaan Stichting en het Filmfonds samen om kunstzinnige speelfilms met een beperkt budget mogelijk te maken. Nadrukkelijk wordt gezocht naar films die hun oorsprong eerder vinden in de beeldende kracht van het medium dan in de narratieve kant.Een groot deel van de kracht van de O&O producties schuilt juist daarin. Minder dan de spanning van het plot is er hier de plotselinge schoonheid van het beeld, de helderheid van de vorm, de pret om het onverwachte en absurde, een droomachtige sfeer van associaties, de ongewoon trage vertelling waardoor ieder detail een wereld op zich wordt of het ongemak om wat eigenlijk niet gezien mag worden. Maar, zegt Van Hoof, “het is moeilijker om met deze films in aanraking te komen. Bioscopen programmeren bijna alleen nog features, er is sprake van verarming en vervlakking van de beeldcultuur.” Is dat erg? Een grote vraag vindt Van Hoof, “maar het is mooi wanneer de bioscoopbezoeker wordt getrakteerd op iets waar hij niet voor kwam en dat hem verrast.” Dunnewind verwoordt het zo: “Het gaat erom dat afwijkende visies en meningen naast elkaar kunnen bestaan in plaats van hiërarchisch onder elkaar. Kunst is een van de spelers die pluriformiteit kan waarborgen, al is het maar met die ene afwijkende film.”Om die afwijkende films mogelijk te blijven maken moeten de criteria die O&O hanteert in beweging blijven. Dat betekent risico’s nemen en oog houden voor nieuwe ontwikkelingen. Dat geldt nu net zo goed als tien jaar geleden. Toen besloot toenmalig fondsdirecteur Ryclef Rienstra een oog gericht te houden op de toekomst en het ander op het heden waar vandaag een maker zou kunnen verschijnen die een film wil maken die je pas later herkent als waardevol.

Misschien schuilt die waarde in niet meer dan dit: de zin van deze films is de zin in deze films. Om ze te maken, om ze te zien. En om door te vertellen dat je ze gezien hebt. Ga kijken, het is de moeite waard.Beatrijs van AgtZie ook het debat (zaterdag 2 juni 16.00 uur in de salon)