Janny Donker 4 jul 2006

Bericht uit Marokko

Breakdance op het strand van de Atlantische Oceaan

In het kader van haar onderzoek naar talentontwikkeling onder kansarme jongeren in verschillende landen doet Janny Donker voor Netwerk CS verslag van een hiphop-initiatief in Essaouira.

Straatkinderen in een surfparadijs
Zoals graffiti wel eens de calligrafie van het ghetto zijn genoemd, zo zou men kunnen zeggen dat hiphop het ballet van de underdog is. Beide ontstonden onder jonge mensen in achterstandsbuurten van steden als New York. ‘Graffiti artists’ daagden de nette burgerij uit door hun meer dan levensgrote, vaak kunstige handtekening te zetten op muren en treinwagons. Breakdancers demonstreren op straat een virtuositeit die niet onderdoet voor die van het klassieke ballet met zijn vertoon van schijnbare gewichtloosheid. Beide hebben zichzelf in hoog tempo geglobaliseerd. Via de electronische snelwegen nemen jongeren over de hele wereld elkaars moves, outfit en verdere gebruiken over. Bijvoorbeeld in Essaouira.

Essaouira, vroeger bekend als Mogador, is een oude havenstad aan de kust van Zuid-Marokko. In haar huidige gedaante gaat de stad terug op een ontwerp uit 1764 van een Franse ingenieur, Théodore Cornut, destijds in Marokkaanse gevangenschap, gemaakt in opdracht van de toenmalige sultan. Het nieuwe Essaouira was bedoeld als vlootbasis. De vestingwallen staan er nog, bekroond door antieke kanonnen met de vuurmonden gericht op de Atlantische Oceaan, alsof daar nog steeds Franse of Spaanse oorlogsbodems kunnen opduiken die verhaal komen halen voor de overlast veroorzaakt door Barbarijse zeerovers. De voormalige vlootbasis is nu een levendige vissershaven met een scheepswerf. Toeristen worden gelokt met de producten van zilversmeden en houtbewerkers, te koop in de medina waar ‘het ‘s ochtends krioelt van de straatverkopers en ‘s avonds van de artiesten’. En het ruime strand maakt van Essaouira een surfparadijs.

Maar het stadje herbergt niet alleen paradijsbewoners. Strand en straat zijn ook het domein van jongere en oudere straatkinderen. Een deel van hen leeft, volledig aan zichzelf overgelaten, dag en nacht letterlijk op straat. Anderen komen uit gezinnen die onder het bestaansminimum moeten zien te overleven ‘thuis’ is niets te eten voor ze. Op het strand en in de stad proberen deze kinderen op alle mogelijke manieren aan de kost te komen. Elke toerist is voor hen een mogelijke bron van inkomsten.

Intussen heeft de wereldwijde hiphopgolf ook de straatjongeren van Essaouira bereikt televisie vind je tenslotte in de hutten van de armen evengoed als in de paleizen van de rijken. Op vele plaatsen in Marokko kun je break- en streetdancers en beoefenaars van capoeira fanatiek in actie zien. In Casablanca, Fez en Marrakech, en ook op het strand van Essaouira. Daar werden ze ontdekt door een Vlaming, Guy Bellinkx.

Een tehuis voor straatkinderen
Guy Bellinkx (1951) kwam in 1976 voor het eerst naar Marokko, om onderzoek te doen naar de graanschuren van de Berbers in de zuidelijke Anti-Atlas. Met zijn vriend Ivo Grammet reisde hij twaalf jaar rond in een ‘woonmobiel’, waarbij eenmaal per jaar het hele gebied rond de Midellandse Zee werd aangedaan. Intussen werkte hij regelmatig samen met musea en tentoonstellingsmakers in België en de VS op het terrein van Noord-Afrikaanse ethnografie en archeologie. Uiteindelijk streek hij neer in Marokko; Bellinkx woont nu alweer jaren in Essaouira.

Op initiatief van Guy Bellinkx werd in 1998 de Association Essaouira-Darna opgericht onder het motto ‘Een beter leven voor de straatkinderen van Essaouira’. De vereniging wil voor deze kinderen een huis bouwen (dar na is Arabisch voor ‘ons tehuis’) waar ze onderdak vinden, kunnen slapen en eten, medische verzorging krijgen en op weg worden geholpen naar onderwijs dat hun uitzicht biedt op een beter bestaan. Lokale overheden hebben een terrein van 700 m2 beschikbaar gesteld en er is een beginkapitaal uit Belgische bron. Voor het Darna-project wodt sponsoring en subsidie gezocht in Marokko en elders, te beginnen in België.

Mensen leven zelfs onder de moeilijkste omstandigheden niet helemaal bij brood alleen, dat bleek ook in Essaouira. Breakdance en capoeira vormden voor de straatkinderen van Essaouira een even vitaal bestanddeel van hun leven als de dagelijkse strijd om de volgende dag te halen. Als je anderen verbaast en uitdaagt door gewaagde ‘moves’ is er tenminste iets van jezelf waar je mee voor de dag kunt komen en waarvoor je niet afhankelijk bent van de goedgeefsheid van mensen die het beter getroffen hebben dan jij. Je ‘bent iemand’ en je bent opgenomen in een groep van lotgenoten die op dezelfde manier hun energie ontladen.

Guy Bellinkx zag de plaatselijke hiphoppers bezig op het strand en concludeerde dat ze in ijver en ‘skills’ niet onderdeden voor soortgelijke spontaan gevormde, ongepolijste groepjes in New York. Zorgen voor ‘een beter leven voor de straatkinderen van Essaouira’ betekende dat ze ook op dit gebied hun kansen moesten krijgen. Bellinkx begon met gratis oefenruimte voor hen te regelen in de plaatselijke Association Franco-Marocaine, een instelling voor de gezeten, Frans-georiënteerde burgerij van Essaouira. Dat was echter duidelijk hun milieu niet; ze voelden zich er niet welkom, moesten zich ook aan allerlei regels houden, en gaven de voorkeur aan een gymzaal in hun eigen buurt, die wel iets kostte maar waar ze zich thuis voelden. Daar trainen ze nu voorzover ze de (zeer bescheiden) huur kunnen opbrengen. Zo is een los-vaste groep ontstaan die zich The Darkness Rockers noemt.

Readaptatiewetenschappers en HushHushHush
Voorjaar 2005 verzorgde een groep studenten van het Hoger Instituut voor Readaptatiewetenschappen in Leuven (HIRL) onder leiding van docente Mia Vranken bij wijze van afstudeerproject een ‘animatief, vormend programma’ van een week in het kader van het Darna-project. Tussen 2 en 13 april 2006 gebeurde dit voor de tweede maal, in samenwerking met de plaatselijke middelbare school (het Lycée Akensous), met de Marokkaanse Association Tegminoun pour la Solidarité, met de Belgische circusschool Cirkus in Beweging, met de Leuvense breakdancegroep Ráfaga de Viento (die ook in Vlaanderen met straatkinderen werkt) en met Abdelaziz Sarrokh, de oprichter, leider en choreograaf van het (helaas kortgeleden opgeheven) gezelschap HushHushHush uit Berchem-Antwerpen.

Abdelaziz Sarrokh had ook tijdens de HIRL-week in 2005 al workshops gegeven voor de plaatselijke hiphoppers. Sarrokh (1972) is geboren in Tanger, maar zijn ouders verhuisden al binnen het jaar naar Vlaanderen en Abdelaziz is opgegroeid in Gent. Hij is echter praktiserend moslim, spreekt Arabisch en bewees in Essaouira meteen het vertrouwen te kunnen winnen van de plaatselijke jongeren. Zelf kwam hij min of meer langs een omweg op het professionele danspodium terecht. ‘Ik danste graag,’ zei hij in een interview met Alma de Walsche in 2000, ‘maar ik had er nooit aan gedacht iets te doen op artistiek vlak.’ Niemand op een PMS [de schooladviesbureaus in Vlaanderen, J.D.] die me ooit zei dat ik danstalent had of acteur kon worden. “Manneke, ga naar de beroepsschool en leer maar voor elektricien.” Dat heb ik dus gedaan.’ Dat Sarrokh tenslotte toch danser en choreograaf werd is te danken aan zijn kennismaking met Alain Platel van de Ballets C. de la B., die voor zoveel jongeren van cultureel-diverse herkomst in Vlaanderen een deur naar het podium heeft geopend. Sarrokh danste in enkele producties van Platel. In 1995/96 debuteerde hij als choreograaf met de hiphop-productie Carte Blanche, die in 1996 een zeer succesvolle toernee maakte in België en elders. Dat was het begin van een eigen gezelschap, HushHushHush, waarmee hij tien jaar lang voorstellingen produceerde. In 2004 organiseerde Abdelaziz Sarrokh in verschillende Vlaamse steden workshops onder de noemer Dansfabriek, een ‘sociaal-artistiek project’ gericht op ‘doorgroei van jongeren met weinig professionele ervaring naar het reguliere circuit’. HushHushHush verenigde dansers van zeer uiteenlopende herkomst en dientengevolge ook zeer verschillende dansstijlen, zowel ‘van de straat’ als ‘van de schouwburg’: breakdance, flamenco, capoeira, Afrikaanse dansvormen, akrobatiek en hedendaagse theaterdans. Dat onlangs met de intrekking van de subsidie voor dit ‘eigenzinnige dansgezelschap’ een einde is gemaakt aan het bestaan van HushHushHush betekent dan ook een zwaar verlies voor Vlaanderen. Vooral voor veel getalenteerde allochthone jongeren die niet terecht kunnen in het reguliere kunstvakonderwijs, want er is in Vlaanderen geen andere groep die zich toelegt op talentontwikkeling in de dans in onderscheid tot theater.

Het allerlaatste project van HushHushHush
Abdelaziz Sarrokh werd bij de straatkinderen van Essaouira meteen buitengewoon populair. Dat bleek toen hij in 2006 opnieuw arriveerde. De hiphoppers hadden tot dan toe weinig of geen interesse getoond in wéér een ‘animatief, vormend programma’, maar toen het bericht ‘Abdel is er weer!’ zich als een lopend vuurtje verspreidde over straat en strand, place et plage, kwamen in de kortste keren dertig kandidaten voor de workshops opdraven, veel meer dan er mee konden doen. Bij wijze van auditie liet Abdelaziz ze allemaal een middag freestylen. Aan de hand daarvan maakte hij zijn keus voor de aan het eind van de week te presenteren productie. De afgewezen kandidaten reageerden verdeeld. Sommigen verloren alle interesse, maar een aantal bleef het project volgen door steeds te komen kijken bij repetities en bij de einduitvoering.

De productie ‘het aller-allerlaatste project van HushHushHush’ kwam in drie dagen tot stand, in perfecte samenwerking tussen Sarrokh, danseres Amy Bousard die als repetitor optrad en ook zelf meedanste, en de jongerengroep. Het bewegingsmateriaal werd aangedragen door de jongeren zelf, voorop Noaman Hazizi, de leider van de Darkness Rockers. De opbouw van het geheel werd bepaald in gezamenlijk overleg. Sarrokh en Amy Bousard brachten daarbij ongemerkt elementen uit de moderne dans in om te voorkomen dat de productie bleef steken binnen de toch tamelijk nauwe grenzen van het hiphop-idioom.

Hoe goed er gewerkt was, bleek tijdens de eindpresentatie op het feest waarmee de week werd afgesloten. Tijdens dat feest traden ook hiphopgroepen op uit Casablanca, Fez en Marrakech, goed getrainde breakdancers van een niveau van ‘skills’ waar de dansers uit Essaouira nog niet aan toe waren. Desondanks wist deze hiphop-’elite’ geen show neer te zetten die het publiek overtuigde waar de straatkinderen van Essaouira indruk maakten door de stevige opbouw van hun voorstelling.

Voor de Europeanen onder het publiek was het bijwonen van dit eindfeest overigens geen onverdeeld genoegen. Ikzelf was, mede op uitnodiging van Abdelaziz, vanaf het begin van de week bij alles aanwezig geweest en had de straatkinderen zowel tijdens de workshops als buiten op straat en op het strand meegemaakt; lokaties waar ze je niet onopgemerkt laten passeren. De andere Europeanen waren Guy Bellinkx, Amy Bousard, Mia Vranken en de ex-directeur van Cultuur Centrum Berchem, Pascal Nicolas. De sfeer in de zaal toch al enigszins geladen - ongewenste gasten worden in Marokko niet vriendelijk tot vertrekken gemaand maar hardhandig buitengezet - voelde ten opzichte van ons ronduit vijandig aan. Zodat je toch onwillekeurig denkt: ja, waar bemoei ik me ook eigenlijk mee?

Abdelaziz Sarrokh werkte in Essaouira met de straatjongeren, de wat oudere leeftijdskategorie. De heel jonge straatkinderen, een moeilijker grijpbare groep, werden opgevangen door de mensen van Ráfaga de Viento, terwijl de HIRL-studenten hun handen vol hadden aan de rest van het programma. De deelname van Cirkus in Beweging had een bijzondere reden. Circus is populair in Marokko, dat verschillende circusscholen kent. Met dans ligt het anders, zeker als die niet gebonden is aan rituele gelegenheden. Tegen ‘zomaar’ dans bestaan dezelfde bedenkingen die nog niet zo heel lang geleden opgeld deden in orthodox-christelijke kringen in Europa: het lichaam komt er teveel in aan zijn trekken, ten koste van de geest; wulpsheid ligt op de loer en er is maar al teveel aanleiding tot ‘foute’ gedachten. Ook de rechtzinnige islam wantrouwt de ‘genoegens van het vlees’. Fysieke virtuositeit als zodanig mag wèl worden gewaardeerd in sport en acrobatiek, waar de aandacht uitgaat naar de prestaties, meer dan naar het presterende lichaam. Circus is daarom acceptabel. En binnen hetzelfde kader kan ook breakdance er nog wel mee door.

Follow-up
Ja, waar bemoei je je eigenlijk mee, als buitenstaander in Marokko? Die vraag dringt zich onvermijdelijk op, en niet alleen in een zaal vol jonge Marokkanen tussen wie je je niet welkom voelt. De tijd is immers voorbij dat je als Europeaan als vanzelfsprekend aannam, beter te weten wat goed was voor anderen dan zijzelf?
Toch was het Darna-project waarschijnlijk niet van de grond gekomen zonder het initiatief van een weliswaar ingeburgerde ‘vreemdeling’, en ook voor het onderdeel ‘hiphop’ kan een impuls ‘van buiten’ nèt de stoot geven die nodig is om een proces op langere termijn op gang te brengen. Want dat is wat nu moet gebeuren. Terwijl in West-Europa het besef terrein wint dat hiphop welzijnsinstellingen en overheden een handvat kan bieden om de problemen van kansarme jongeren aan te pakken, blijven de Marokkaanse hiphoppers uit de armste milieus vooralsnog aan zichzelf overgelaten. Drie dagen produceren met Abdelaziz Sarrokh is dan een godsgeschenk, maar als het daarbij blijft verdampt het effect weer snel.

Vandaar het voorstel voor een project, tegen het einde van die week in Essaouira opgesteld door Guy Bellinkx, Pascal Nicolas, Abdelaziz Sarrokh, Noaman Hazizi van de Darkness Rockers, en mijzelf namens de Stichting Los Bewegingstheaterwerkplaats, uit te voeren onder de paraplu van de Association Essaouira-Darna, om datgene wat in april 2006 begonnen is een follow-up te geven. Dit project krijgt de titel Thakaffa Darna; de looptijd is voorlopig gepland van juli 2006 tot najaar 2007.
Thakaffa Darna omvat twee activiteiten: een talentontwikkelingsprogramma voor in principe alle jonge hiphoppers ter plaatse, en de vorming van een ‘topgroep’ van acht dansers met wie Sarrokh producties kan maken van een dusdanig gehalte dat ze op toernee kunnen in Marokko en vervolgens langs festivals en podia in België en Nederland en in de Arabische wereld, zoals tijdens het festival van Carthago.

Met de eerste (‘educatieve’) activiteit sluit het project aan bij de doelstelling van de Association Essaouira-Darna: ‘Een beter leven voor de straatkinderen van Essaouira’. Een grote groep jongeren krijgt de kans om hun ‘skills’ in hiphop en capoeira zo ver mogelijk te ontwikkelen, hetgeen hen hopelijk helpt om steviger in hun schoenen te staan tegenover een maatschappij die hun tot nu toe weinig rooskleurigs wil bieden. Daarbij wordt niet alleen gemikt op individueel succes op de planken. Belangrijk is ook de vorming van jongeren, die daarvoor aanleg hebben, tot ‘peer educators’ die zelf weer kunnen optreden als coaches voor minder ver gevorderde leeftijdgenoten. Zij zijn immers voortdurend ter plaatse, ook wanneer ‘volwassen’ coaches verplichtingen elders hebben, en zorgen zo voor de broodnodige continuïteit. Als van de ervaringen met talentontwikkeling onder jongeren in Europa iets te leren valt, dan is het wel hoe snel het enthousiasme verslapt en de groepen uit elkaar vallen als de loop van een project onderbroken wordt door grote lacunes in de tijd. Naast ‘peer educators’ zijn er ook technici nodig en mensen die een productie kunnen organiseren. Ook daarop moet door de talentontwikkelaar(s) worden gelet.

Dat Thakaffa Darna ten goede moet komen aan in principe alle straatkinderen van Essaouira betekent dat ook de jongste categorie van het project moet kunnen profiteren. Dat zijn de kinderen die tijdens de HIRL-week werden opgevangen door Ráfaga de Viento. Het wordt de taak van de ‘peer educators’ om deze groep les te geven.

De ‘topgroep’ laat de buitenwereld zien wat er met een aanpak als deze kan worden bereikt, zelfs met jongeren die van huis uit de wind totaal niet mee hebben. Dat is nodig om steun te verwerven en soortgelijke initiatieven elders te stimuleren (we hebben het oog al laten vallen op Casablanca, waarmee de jongeren van Essaouira informeel contact onderhouden). Niet in de laatste plaats is het nodig om de aandacht te trekken van de Marokkaanse overheden. Wil er werkelijk sprake zijn van ‘een beter leven voor de straatkinderen van Essaouira’ (en vele andere plaatsen), dan zullen deze overheden zich hun lot meer moeten aantrekken.

De top van een pyramide komt echter in de lucht te hangen als de basis ontbreekt. Talentontwikkeling ‘beneden’ en shows produceren aan de top vormen twee activiteiten die nauw met elkaar samenhangen. ‘Onderaan’ wordt bij voortdurende instroom de Nachwuchs gekweekt die de ‘top’ aanvult en op de duur vervangt (de houdbaarheidsdatum van breakdancers ligt nooit heel ver in de toekomst). En, minstens zo belangrijk: aan de basis wordt de ervaring opgebouwd en overgedragen die nodig is om het project gaande te houden onder de specifieke omstandigheden in Marokko, totaal verschillend van die in landen als Nederland en België.

Spil in het hele project blijft uiteraard Abdelaziz Sarrokh, in samenwerking met Amy Bousard die het ‘educatieve’ deel voor haar rekening neemt. Sarrokh zet zijn ervaring van tien jaar HushHushHush in ten behoeve van jongeren in wat uiteindelijk zijn geboorteland is. Noch hij, noch Amy Bousard is echter permanent beschikbaar voor Thakaffa Darna. Abdelaziz Sarrokh staat op het punt, een verbintenis aan te gaan met het Nederlandse Jongerentheater 020 en zal dit jaar alleen nog in Marokko kunnen werken in juli-augustus en december, al zal er af en toe gelegenheid zijn voor een weekendbezoek in de tussentijd. Ook Amy Bousard is telkens maar voor een beperkte periode in Essaouira. Aantrekken van Marokkaanse medewerkers, die regelmatig ter plaatse kunnen zijn, heeft dan ook de hoogste prioriteit: een zakelijk leider, een productieleider en een assistent-choreograaf. Voor die laatste functie wordt Nordin Billiet gevraagd; ook voor de andere twee zijn al kandidaten bekend. Nordin Billiet kent de situatie ter plaatse; als lid van Ráfaga de Viento werkte hij in Essaouira met de jongste groep, de letterlijke straatkinderen. Een belangrijke taak in het kader van de conitnuïteit is weggelegd voor Darkness Rockers-leider Noaman Hazizi.

Gaat het project in juli aanstaande van start, zoals de bedoeling was? Het Vlaams Ministerie van Cultuur, Jeugdwerking, Sport en Brussel (minister Anciaux) is bereid te subsidiëren. Stichting Los is in gesprek met financieringsbronnen in Nederland. Ook in Marokko wordt naar mogelijkheden gezocht, in elk geval bij de stad Essaouira.
Ik houd u op de hoogte.
Janny Donker