Mediamatic Magazine vol 4#4 Andrew Brighton 1 jan 1990

The Mundane Drag of the Material

Feiningers houtsnede De kristallen kathedraal van het communisme, het toppunt van een synthese tussen sociale en culturele idealen, is zonder titel veelvuldig gereproduceerd als omslag van het Bauhaus Manifest uit 1919. We leven in een jungle van verhalen. De verhalen die recentelijk over kunst de ronde doen, suggereren dat de avant-gardekunst verlangde naar de toekomst waarin we nu leven, want dit soort kunst vormt geen gevaar meer voor onze overtuigingen. De Engelse kunstinstellingen en -kritiek hebben de twintigste-eeuwse kunst gebanaliseerd. Hier wil ik een paar van de stilzwijgende regels beschrijven die deze verhalen bepalen. Ik wil wijzen op een aantal oorzaken van de Engelse behoefte aan banaliteit.

Vergroot

The Mundane Drag of the Material -

Net als Rusland bevindt Engeland zich, met Ierland op zijn schouder, aan de rand van Europa. In tegenstelling tot Rusland kent Engeland een mild klimaat. Je kunt je moeilijk voorstellen dat de Engelse late lente opnieuw wordt toegeëigend door de ontijdige, vreselijke kou die Pasternak zich uit 1930 herinnert:Het begin van apriloverviel Moskou in de witte verbijstering van de terugkerende winter.

Als een cliché uit een negentiende-eeuws verhaal of televisiedocumentaire, is de geschiedenis van het Engelse eiland ook relatief mild en genadig. Al bijna een millennium geen militaire invasies en al driehonderd jaar geen revolutie. Engelands continuïteit, zijn eentonigheid, zijn zachte sompige klimaat, zijn vruchtbare grond, de denk- en organisatiegewoontes van het volk, doen op de een of andere manier organisch, natuurlijk aan.

Op de zevende zette voor de tweede keer de dooi in, en op de veertiende, toen Mayakovsky zichzelf doodschoot, was nog niet iedereen gewend geraakt aan de nieuwe lente. In deze passage die ik citeer uit Pasternaks Safe Conduct zijn de bedoelingen op zijn minst tweeledig. De frase die op Mayakovsky's zelfmoord slaat, ligt besloten in zinnen die het weer beschrijven. Het is een beschrijving die een gewone maar intieme ervaring oproept van de onverwachte sneeuw en kou, gevolgd door dooi. In die botte frase slaat Mayakovsky niet alleen de deur dicht voor de gedeelde verwarring over ontijdig weer. Hij distantieert zich van een gedeelde tijd en de ellende ervan. Een tijd die zich terdege bewust is van zichzelf als geschiedenis, als onderdeel van een verhaal.

Mayakovsky was een van de auteurs van het Russische verhaal. Hij was de dichter van de bolsjewistische revolutie. Maar in 1930 was de revolutie al dertien jaar en de burgeroorlog al acht jaar voorbij.

Stalin was aan de macht. Een nieuwe stabiÜteit, een nieuwe normaliteit, een nieuwe alledaagsheid verstevigden hun greep op Mayakovsky’s leven en de cultuurinstellingen. Mayakovsky, die al eerder een poging tot zelfmoord had gedaan of in ieder geval met de gedachte gespeeld had, was zich bewust van zijn daad als verhalend middel. In een gedicht uit 1915 had hij geschreven: Meer en meer denk ik - misschien is de heste oplossing wel de punt van een kogel aan mijn einde.

Sinds het verlies van de wereldrijk-mythe, van het beeld van Engelands historische bestemming, zijn de ontwikkelde Engelsen erin getraind sociale en historische visies te vermijden. Ze hebben geen intelligentsia met een serieus uitgewerkte kritische cultuur. Eerder is het benepen pragmatisme, dat onze ambtenarij kenmerkt, de kwintessens van onze culturele ethos. Het paradigma van kennis is gezond verstand. De alledaagse sentimenten en ervaringen van het kleinburgerlijke leven zijn de maat van alle dingen; die zijn echt, al het overige is pretentie. In essentie is de beschaafde Engelse cultuur gebaseerd op het banale.

Mayakovsky moet geweten hebben dat zijn daad zijn poëzie zou her-interpreteren, haar revolutionair romanticisme zou veranderen in onmogelijke verlangens en verholen geweld. Onvoltooide inleiding tot het tweede deel van een gedicht over het vijfjarenplan lijkt geschreven te zijn voor hen die hem zullen lezen in de wetenschap hoe hij gestorven is:

The sea goes to weep.
The sea goes to sleep.
As they say,
the incident has petered out.
The love boat of life
has crashed OH philistine reefs.

Het woord dat Herbert Marshal in de vertaling van het gedicht vertaalt met philistine is byt. Gerard Conio schrijft in The Futurist. The Formalist, and the Marxist Critique dat byt te rijk is aan betekenissen om exact vertaald te kunnen worden. Gewoonlijk verwijst het naar het alledaagse leven, het routineuze leven in negatieve zin, met zijn conventies en rituelen; het is verbonden aan de meest verfoeilijke vorm van vervreemding, de dwang van de routine, 'vastroesten in gewoontes', de slavernij van het materiële comfort. Uiteindelijk komt het overeen met 'verburgerlijking'. Hij vertaalde de laatste regel zo: The barge of love has shattered against everyday life.

In Engeland worden verburgerlijking en banaliteit gepropageerd door kerk en staat; niet de openlijke brute banaliteit van het Stalinisme maar een minzame banaliteit. Engelands belangrijkste culturele staatsinstelling is de British Broadcasting Corporation. Het personeel van de BBC wordt doorgelicht door M15, een onderdeel van het staatsapparaat dat zich bezighoudt met het identificeren en bewaken van alles wat de bestaande orde kan bedreigen. Het is niet alleen dat marxisten geweerd worden van Radio 3, BBC'S radiozender voor de ontwikkelden, en dat ze gewoon te 'saai' zijn om elders te verschijnen - onwetenheid omtrent Europese tradities en culturele kritiek is een voorwaarde voor een carrière zowel bij de BBC als bij 'kwaliteitsmedia' in het algemeen. Maar waarschijnlijk is deze politiebewaking helemaal niet nodig. De BBC wordt gedomineerd door afgestudeerden van twee universiteiten, Oxford en Cambridge. Deze bolwerken van bollebozen in twee provinciesteden onderwijzen geprivilegieerde jongeren in het uitziften van data en het snel uitbraken van teksten. De cultuur van Oxford biedt geen conceptuele toevlucht voor een breuk met het kleinburgerlijke gezonde verstand. Eerder verheft ze het gezonde verstand tot pedanterie. In haar Leven van Baudelaire beweert Enid Starkie trots dat als Baudelaire naar Oxford of Cambridge was gegaan, hij een ambtenaar zou zijn geworden. Die gedichten zouden ons dan bespaard zijn gebleven.

Zelfs de benoeming van ons staatshoofd, toppunt van sociale hiërarchie, wordt overgelaten aan de minzame natuur zoals die zich manifesteert in het conventionele familieleven. Erfelijk bevoegde geslachtsklieren en eierstokken van de stamboom van de koninklijke familie verlenen macht en privileges aan hun vruchten. Zo is ook het symbolische hoofd van de kerk niet een of ander vreemd geklede priester, gescherpt in theologisch debat, kerkpolitiek en pastorale ervaring, maar weer die in tweed geklede vrouw van een voormalig legerofficier, omgeven door honden, kinderen en kleinkinderen die allemaal bijzonder zijn omdat ze van de juiste geslachtsklieren en eierstokken afstammen. Om de Ier Brendan Behan te citeren:

Don't speak of your alien Minister His church without meaning or faith For the corner stone of his Temple Are the bollocks of Henry the eight.

Het gebrek aan intellectuele ernst, de ongearticuleerdheid van de cultuur, leiden tot de veronderstelling dat een intuïtief gevoel voor goed en slecht, de ondoordachte geboden van het kleinburgerlijke superego, de ware basis tot inzicht zijn. Engeland is geïnfecteerd door het nonconformistische bewustzijn. Dit moralisme maakte de Engelse Labour Party belachelijk, want ze gelooft in de universaliteit, de natuurlijkheid van haar eigen idee van rechtschapenheid. Politiek gezien stelt ze zich ten doel om goed te doen en de slechten te verbannen. Ze droomt van de dictatuur van het suburbane bewustzijn, de wereld als een grote bijeenkomst van Quakers. Een ander gevolg is dat haar politieke klasse conceptueel gezien niet in staat is tot een serieus idee over cultuur. Kunst en literatuur worden beschouwd als pleziertjes voor de hogere inkomensklasse, met even weinig gevolg voor hun wereldbeeld als zwembaden.

De ontwikkelde Engelse cultuur accepteert byt als maatstaf van haar oprechtheid. De rest is pretentie, zelf-dramatisatie of intellectuele larie. De Engelse cultuur is metafysisch onvolgroeid. Onlangs werd Ruskin herdacht als een van de grondleggers van de moderne Engelse cultuur en verheerlijkt als zijnde van blijvende importantie. Daartegenover staat dat Hegels metafysica de kern is van Russische en Europese kunst en politiek.

Hegels theorie gaat over spirituele vooruitgang. Als de geschiedenis van de wereld wordt opgevat als de geschiedenis van het verstand of de Geest op weg naar zelfkennis, dan wordt de wereld dus niet geobserveerd door de geest. Veelmeer wordt de wereld geproduceerd door het verstand. Met andere woorden, de cultuur representeert de dingen of natuur niet zozeer, ze produceert dingen of natuur in hun representaties. De manier waarop wij de dingen ordenen onthult geen natuur maar onthult de geest aan zichzelf. Volgens deze zienswijze maakt kunst deel uit van de groeiende articulatie van de geest. Voor Hegel was schoonheid een inzicht van de natuur van de Geest. Zo was het voor Mondriaan bijvoorbeeld mogelijk om picturale spanning te zien als de belichaming van de intense contradicties van de Geest.

Hiertegenover stel ik Ruskin, en belangrijker, vele anderen hebben dat gedaan, om te beweren dat kunst Gods orde moet weergeven. Een orde die ahistorisch is, die besloten ligt in de natuur. Zo opgevat is kunst alleen maar een middel om een ahistorische orde weer te geven. In die zin is ze illustratief, al het andere is vals. In plaats dat geschiedenis en cultuur het bewustzijn vormen, belemmeren ze het zicht op hoe de dingen werkelijk zijn.

De Engelse kunstkritiek is er op uit om eentonigheid aan te tonen, om aan te tonen dat er niets essentieels gebeurd is. Neem de anti-geschiedenis in Herbert Reads essay voor de tentoonstelling over het surrealisme uit 1936, waarin hij beweert dat wat hij verstaat onder 'superrealism' in hel algemeen het romantische principe is in ie Icunst. In één klap lukte het hem om het surrealisme te dehistoriseren. Het was slechts een specifieke uitdrukking van een principe dat in de Engelse cultuur allang was ontwikkeld. In zijn essay voor de Faber-anthologie van het surrealisme uit hetzelfde jaar vertelt hij ons zelfs dat Dialektiek de logica van verandering in de natuur is. Het scheen niet in hem op te komen dat het toepasbaar zou zijn op de menselijke geschiedenis. Verder zegt hij: Het Surrealisme vraagt niets minier dan een herziening van alle esthetische waarden. Dat vroeg het helemaal niet. Het riep om de afschaffing van alle esthetiek. Het was uit op een revolutie van het bewustzijn om nieuwe kennisvormen mogelijk te maken.Meer recentelijk opperde Sir Lawrence Gowing CBE, ra in een catalogus voor een tentoonstelling in Yale van de School of London Painters, met onder andere Bacon, Auerbach, Freud, dat deze kunstenaars al postmodern waren voor het postmodernisme. Van hetzelfde kaliber is de gedachte dat ongetrouwd en celibatair zijn hetzelfde is als weduwnaar zijn. Als culturele geschiedenis is het onzin, als een cultureel symptoom is het belangrijk. Wat Gowing bij implicatie lof toezwaait is het anti-historicisme. Evenals bij Read wordt het nieuwste, vreemde verschijnsel in zijn essentie al voorafgeschaduwd in de Engelse cultuur.

Vóór de twintigste eeuw stonden verhalen die doordrongen waren van de Hegeliaanse geschiedenisopvatting centraal bij de politieke en culturele avantgarde. Sommigen bleven trouw aan de mogelijkheid van de transformatie of zelfs de afschaffing van de banaliteit van het alledaagse bestaan. Het surrealisme vernietigde de hegemonie van het kleinburgerlijke gezonde verstand. Het neoplasticisme belichaamde de trancendentie van de materiële wereld. Volgens het communisme zou de mensheid, eenmaal bevrijd van de klassenstrijd, de blinde motor van de geschiedenis, haar lot in eigen handen nemen en zich met de wereld verzoenen. In het suprematisme van Malevitsch waren zwaartekracht, tijd en ruimte afgeschaft. Het overwinnen van zwaarte, van matheid, van de wereldse saaiheid van de materie, was een terugkerende metafoor, zoals in Feiningers De kristallen kathedraal van het communisme.

Dat alles is nu verre fictie, even bizar als het idee dat we, net als in een droom, zomaar zouden kunnen vliegen. Te veel lichamen hebben de aarde geraakt. In zijn artikel ‘The End of History' (gepubliceerd in National Interest en vervolgens in The Independent) beweert Francis Fukuyama dat er met de dood van het communisme ook een einde is gekomen aan alle ideologische conflicten en daarmee aan de geschiedenis. De toekomst zal de wereldwijde vrije-markteconomie worden. Deze economie zal worden beheerd in de uitgestrekte overblijfselen van de geschiedenis, elke natie een museum. Geschiedenis als museum, als verleden, als erfenis, klinkt als Engelands heden.

vertaling Jorinde Seydel